ECLI:NL:GHAMS:2016:2740

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
23-003689-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor medeplegen van diefstal met braak na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van medeplegen van diefstal met braak, gepleegd op 5 oktober 2014 te Amsterdam. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen een ladder had weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 april 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van 180 uren had geëist, subsidiair 90 dagen hechtenis.

Het hof heeft echter geconcludeerd dat de door het Openbaar Ministerie aangeleverde samenvattingen van getapte telefoongesprekken verschillende interpretaties toelaten. Na bestudering van het dossier is het hof tot de conclusie gekomen dat niet onomstotelijk, althans niet zonder gerede twijfel, vast is komen te staan dat de verdachte bij de inbraak betrokken is geweest. Hierdoor is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, en heeft de verdachte vrijgesproken.

Daarnaast heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden afgewezen, omdat deze niet tijdig was ingediend volgens de wettelijke vereisten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003689-15
Datum uitspraak: 4 mei 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 september 2015 in de strafzaak onder de parketnummers 13-104570-15 en 23-003586-11 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 oktober 2014 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een ladder, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter in eerste aanleg opgelegd, te weten een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf zoals opgelegd door dit hof op 25 oktober 2012, nu ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de vordering niet binnen de in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht gestelde termijn is ingediend.

Vrijspraak

De door het Openbaar Ministerie aangeleverde samenvattingen van de getapte telefoongesprekken laten verschillende interpretaties toe. Het hof is na bestudering van het dossier tot de constatering gekomen dat niet onomstotelijk, althans niet zonder gerede twijfel, vast is komen te staan dat het de verdachte is geweest die bij het ten laste gelegde betrokken is geweest.
Het hof is derhalve van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering tenuitvoerlegging

Het Openbaar Ministerie heeft op 30 juli 2015 een vordering tenuitvoerlegging van de bij vonnis van het Gerechtshof Amsterdam van 25 oktober 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, aanhangig gemaakt. De politierechter heeft in het onderhavige vonnis de tenuitvoerlegging van het gehele voorwaardelijke strafdeel gelast. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van voornoemde straf nu de vordering niet conform artikel 14g, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, binnen drie maanden na het verstrijken van de proeftijd is ingediend.

BESLISSING

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 23-003586-11.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. W.M.C. Tilleman en mr. R.C.P. Haentjens, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 mei 2016.
Mr. W.M.C. Tilleman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[.......]
.