ECLI:NL:GHAMS:2016:2746

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
23-000056-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met braak en vernieling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1964, was aangeklaagd voor diefstal met braak en vernieling, gepleegd op 21 december 2015 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een geldkistje uit een winkelpand, waarbij de verdachte zich toegang verschafte door middel van braak, en het opzettelijk vernielen van ramen en vitrage die toebehoorden aan een ander. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juni 2016 en de eerdere zittingen in eerste aanleg.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, maar heeft de straf verlaagd ten opzichte van de eerdere veroordeling door de politierechter. De verdachte had eerder al een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd gekregen, maar het hof heeft, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, besloten om een gevangenisstraf van 72 dagen op te leggen, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft daarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de pogingen van de verdachte om zijn leven te beteren en zijn drugsverslaving aan te pakken.

Daarnaast heeft het hof de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf verlengd met een jaar, rekening houdend met de huidige omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van de bewezenverklaring. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij de jongste raadsheer niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000056-16
Datum uitspraak: 7 juli 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 januari 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-703526-15 en 10-123981-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
adres: [adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juni 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 21 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een (winkel)pand (gelegen aan de [adres 2]) een rol aluminiumfolie en/of een geldkistje (inhoudende enig geldbedrag), geheel of ten dele toebehorende aan (winkelbedrijf) [bedrijfsnaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot dat winkelbedrijf heeft verschaft door een (toegangs)deur van dat winkelbedrijf in te trappen, althans door middel van braak op en/of verbreking.
2:
hij op of omstreeks 21 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk twee, althans een of meer, ra(a)m(en), en/of vitrage, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door die/dat ra(am)en in te slaan en/of in te gooien en/of in te trappen en/of (met een voorwerp) uit te snijden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 21 december 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een winkelpand, gelegen aan de [adres 2], een geldkistje inhoudende enig geldbedrag, toebehorende aan [bedrijfsnaam], waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot dat winkelbedrijf heeft verschaft door middel van braak;
2:
hij op 21 december 2015 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk twee ramen en vitrage, toebehorende aan [slachtoffer] heeft vernield.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt de bewezenverklaring op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte zich niets meer kan herinneren van wat er in de betreffende nacht is gebeurd, leidt niet tot een ander oordeel.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 72 dagen met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft ten aanzien van de strafoplegging verzocht te volstaan met een gevangenisstraf die in duur overeenkomt met de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft verbleven, zijnde 72 dagen. Ondanks dat het steeds beter met hem gaat en hij probeert af te rekenen met zijn strafrechtelijk verleden, in het bijzonder met zijn drugsverslaving, is het voor de verdachte bijzonder lastig de negatieve spiraal te doorbreken. De verdachte zou graag willen werken, maar vanwege zijn strafrechtelijk verleden lukt hem dat niet. In de onderhavige zaak heeft het gerechtshof op 2 maart 2016 de voorlopige hechtenis opgeheven. De verdachte verblijft thans uit anderen hoofde in detentie. Gelet op zijn goede wil is het onwenselijk de verdachte na het uitzitten van die straf nog langer in detentie te laten verblijven, aldus de raadsman.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan diefstal van een geldkistje door middel van braak uit een bedrijfspand. Door zo te handen heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. Een dergelijk feit veroorzaakt overlast en hinder bij de gedupeerde en draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan vernieling van twee ruiten en vitrage in een woning. Ook dit feit zorgt voor veel overlast. De verdachte heeft hiermee schade veroorzaakt en geen respect getoond voor andermans eigendommen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 juni 2016 is hij eerder meermalen onherroepelijk veroordeeld ter zake van misdrijven, waaronder vermogensdelicten.
Hoewel de ernst van de bewezen verklaarde feiten zonder meer de door de politierechter opgelegde straf rechtvaardigen, ziet het hof in de aangevoerde persoonlijke omstandigheden aanleiding om thans af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf die uitstijgt boven de tijd die de verdachte reeds voor de onderhavige zaak in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in Amsterdam van 29 september 2014, parketnummer 10-123981-14, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal de vordering gewijzigd in die zin dat hij nu vordert dat de proeftijd met een jaar wordt verlengd.
Het hof zal, rekening houdend met de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte als ter terechtzitting gebleken, overeenkomstig de gewijzigde vordering van de advocaat-generaal en het verzoek van de raadsman, de bij het vonnis van 29 september 2014 vastgestelde proeftijd verlengen met een jaar.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
72 (tweeënzeventig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verlengtde proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter te Amsterdam van 29 september 2014 parketnummer 10-123981-14 met een termijn van
1 (een) jaar.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. F.M.D. Aardema en mr. J.W. Moors, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juli 2016.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]