In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een minderjarige, was eerder veroordeeld voor het niet voldoen aan de verplichtingen van de Leerplichtwet 1969. De kantonrechter had de verdachte veroordeeld voor overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet, maar had haar vrijgesproken voor een periode van 20 augustus 2015 tot en met 16 oktober 2015. De verdediging stelde dat de vrijspraak niet in hoger beroep kon worden aangevochten, maar het hof oordeelde dat de gehele tenlastelegging ter beoordeling voorlag.
Tijdens de zitting op 27 juni 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en haar raadsman gehoord. De verdachte had niet voldaan aan de verplichting om haar school geregeld te bezoeken in de periode van 17 september 2015 tot 16 oktober 2015. De verdediging voerde aan dat de verdachte door een steekincident op 14 september 2015 psychisch onder druk was komen te staan, wat haar in staat stelde om niet naar school te gaan. Het hof verwierp dit verweer, omdat de school adequate maatregelen had genomen om de verdachte te beschermen.
Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezen verklaarde feit, maar besloot geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het vonnis van de kantonrechter werd vernietigd, en het hof verklaarde de verdachte niet strafbaar, maar ook niet onschuldig. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van minderjarigen in het onderwijs.