ECLI:NL:GHAMS:2016:301

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2016
Publicatiedatum
1 februari 2016
Zaaknummer
23-000928-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Bulgarije, was beschuldigd van mensenhandel, waarbij hij samen met een medeverdachte een slachtoffer had geworven en uitgebuit in de prostitutie. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van een deel van de aanklachten, maar het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de slachtoffer onder dwang en misbruik van haar kwetsbare positie naar Nederland hadden gehaald en haar gedwongen tot prostitutie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en moest een schadevergoeding van 140.000 euro betalen aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof overwoog dat de verdachte zich had laten leiden door financieel gewin en dat hij de belangen van het slachtoffer volledig ondergeschikt had gemaakt aan zijn eigen belangen. De uitspraak benadrukt de ernst van mensenhandel en de verantwoordelijkheden van betrokkenen.

Uitspraak

parketnummer: 23-000928-14
datum uitspraak: 1 februari 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 februari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13/708116-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1987,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het ingestelde hoger beroep
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het openbaar ministerie heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld. Nu door het openbaar ministerie geen bezwaren tegen de in het vonnis onder 2 gegeven vrijspraak zijn opgegeven en ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van dit feit, zal het openbaar ministerie, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep onder 2 gegeven vrijspraak.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 november 2015, 14 december 2015 en 18 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, ten laste gelegd dat:

1.primair:

hij in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 31 december 2010 te Amsterdam en/of Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een persoon, te weten [slachtoffer] ,
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] en/of [getuige]
(lid 1 sub 1)
en/of
voornoemde [slachtoffer] heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer] in een ander land, te weten in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
(lid 1 sub 3)
en/of
voornoemde [slachtoffer] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
(lid 1 sub 4)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer]
(lid 1 subs 6)
en/of
die [slachtoffer] met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
  • die [slachtoffer] naar Nederland laten komen en/of
  • de reis van Bulgarije naar Nederland voor de [slachtoffer] geregeld en/of betaald en/of
  • die [slachtoffer] bij aankomst in Nederland opgehaald/op laten halen van vliegveld Schiphol en naar Amsterdam gebracht/laten brengen en/of
  • die [slachtoffer] gehuisvest (in Amsterdam) en/of
  • die [slachtoffer] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken en/of
  • voor die [slachtoffer] bemiddeld en/of assistentie verleend (bijvoorbeeld door betalingen) bij de huur van een raam en/of kamer en/of
  • voor [slachtoffer] papieren/formulieren geregeld (welke formulieren/papieren nodig zijn om als prostituee te kunnen werken) en/of
  • die [slachtoffer] meerdere malen naar Alkmaar gebracht/laten brengen (zodat [slachtoffer] in Alkmaar kon werken) en/of
  • (terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die [slachtoffer] in Nederland nergens naartoe kon en/of in Nederland geen vrienden had en/of de taal niet sprak) die [slachtoffer] ertoe aangezet (een gedeelte van) haar verdiensten uit de (prostitutie-)werkzaamheden aan verdachte en/of zijn mededader(s) te laten afstaan en/of
  • die [slachtoffer] (gedurende vele uren per dag en/of zeven dagen per week) in de prostitutie laten werken en/of
  • er zorg voor gedragen dat die [slachtoffer] niet vrijelijk kon beschikken over een eigen inkomen en/of
  • de werktijden voor die [slachtoffer] bepaald en/of
  • die [slachtoffer] (telkens) tijdens haar/hun prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of laten controleren (onder meer door die [slachtoffer] weg te (laten) brengen en/of op te (laten) halen en/of die [slachtoffer] te zeggen dat ze moet handelen volgens de instructies en/of door in de straat waar [slachtoffer] werkte te lopen en/of door via de telefoon te informeren naar het aantal klanten) en/of
  • die [slachtoffer] mishandeld door een asbak en/of een afstandsbediening en/of een stuk fruit, althans een of meer hard(e) voorwerp(en) naar haar lichaam te gooien en/of
  • een of meermalen het haar van de [slachtoffer] afgeknipt en/of het haar geverfd (waardoor die [slachtoffer] zich vernederd voelde) en/of
  • die [slachtoffer] gedwongen en/of aangemoedigd te (blijven) werken ondanks vermoeidheid en/of fysieke problemen en/of ziekte (waaronder vlak na een abortus en/of terwijl zij (39° graden) koorts had) en/of
  • voor die [slachtoffer] en/of een of meer andere vrouwen een borstvergroting geregeld en/of betaald en/of
  • die [slachtoffer] gedwongen tot seksuele handelingen met hem en/of een van zijn mededader(s).

1.subsidiair:

Voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,
[medeverdachte] en/of diens mededader(s) op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 29 maart 2012 te Amsterdam en/of Alkmaar, in elk geval in Nederland,
een ander, een persoon, te weten [slachtoffer] ,
(telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of drieging met één of meer feitelijkheden en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] ,
(artikel 273f sub 1 Sr)
en/of
voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer] in een ander land, te weten in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
(artikel 273 lid 1 sub 3 Sr)
en/of
voornoemde [slachtoffer] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
(artikel 273f lid 1 sub 4 Sr)
en/of
met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan hij, [medeverdachte] en/of één of meer van zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
(artikel 273f lid 1 sub 4 Sr)
en/of
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer]
(artikel 273f lid 1 sub 6 Sr)
en/of
die [slachtoffer] met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft/hebben gedwongen en/of bewogen hem. [medeverdachte] en/of één of meer van zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde,
(artikel 273f lid 1 sub 9 Sr)
immers hebbende die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) (telkens) ten aanzien van voornoemde [slachtoffer]
  • die [slachtoffer] naar Nederland laten komen en/of
  • de reis van Bulgarije naar Nederland voor die [slachtoffer] geregeld en/of betaald en/of
  • die [slachtoffer] bij aankomst in Nederland opgehaald/op laten halen van vliegveld Schiphol en naar Amsterdam gebracht/laten brengen en/of
  • die [slachtoffer] gehuisvest (in Amsterdam) en/of
  • die [slachtoffer] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken en/of
  • voor die [slachtoffer] bemiddeld en/of assistentie verleend (bijvoorbeeld door betalingen) bij de huur van een raam en/of kamer en/of
  • voor [slachtoffer] papieren/formulieren geregeld/laten regelen (welke formulieren/papieren nodig zijn om als prostituee te kunnen werken) en/of
  • die [slachtoffer] meerdere malen naar Alkmaar gebracht/laten brengen (zodat [slachtoffer] in Alkmaar kon werken) en/of
  • (terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die [slachtoffer] in Nederland nergens naartoe konen/of in Nederland geen vrienden had en/of de taal niet sprak) die [slachtoffer] ertoe aangezet (een gedeelte van) haar verdiensten uit de (prostitutie)werkzaamheden aan verdachte en/of zijn mededader(s) af te laten staan en/of
  • die [slachtoffer] (gedurende vele uren per dag en/of zeven dagen per week) in de prostitutie laten werken en/of
  • er zorg voor gedragen dat die [slachtoffer] niet vrijelijk kon beschikken over een eigen inkomen en/of
  • de werktijden voor die [slachtoffer] bepaald en/of
  • die [slachtoffer] (telkens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of laten controleren (onder meer door die [slachtoffer] wet te (laten) brengen en/of op te (laten) halen en/of door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat ze moet handelen volgens de instructies en/of door in de straat waar [slachtoffer] werkte te lopen en/of door via de telefoon de informeren naar het aantal klanten en/of
  • die [slachtoffer] mishandeld door een asbak en/of een afstandsbediening en/of een stuk fruit, althans een of meer hard(e) voorwerp(en) naar haar lichaam te gooien en/of
  • een of meermalen het haar van [slachtoffer] afgeknipt en/of het haar geverfd (waardoor die [slachtoffer] zich vernederd voelde) en/of
  • die [slachtoffer] gedwongen en/of aangemoedigd te (blijven) werken ondanks vermoeidheid en/of fysieke problemen en/of ziekte (waaronder vlak na een abortus en/of terwijl zij (39 graden) koorts had) en/of
  • voor die [slachtoffer] een borstvergroting geregeld en/of betaald en/of
  • die [slachtoffer] gedwongen tot seksuele handelingen met hem en/of een van zijn mededader(s)
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte, [verdachte] , op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2009 tot en met 31 december 2010, te Amsterdam en/of Alkmaar, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest door voornoemde [slachtoffer] van het vliegveld Schiphol te halen en/of haar een of meermalen naar haar (prostitutie)werk in Alkmaar te brengen en/of haar naar Amsterdam te brengen alwaar zij papieren moest ophalen die zij nodig had voor haar prostitutiewerkzaamheden en/of samen met [medeverdachte] en/of [slachtoffer] in één huis te wonen en/of [slachtoffer] te controleren en/of de verdiensten van [slachtoffer] op te schrijven in een schrift en/of een afspraak te maken bij een abortuskliniek alwaar [slachtoffer] een abortus onderging en/of die [slachtoffer] te vergezellen naar die abortuskliniek en/of bij [slachtoffer] te informeren naar haar verdiensten en/of haar verdiensten te controleren tijdens haar (prostitutie)werkzaamheden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. In het bijzonder leest het hof verbeterd de in het onder 1 primair ten laste gelegde opgenomen zinsnede “immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen”. Deze zal worden gelezen als de zinsnede die gewoonlijk vooraf gaat aan de feitelijke omschrijving van gedragingen die een verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen zou hebben begaan, te weten: “immers heeft/hebben de verdachte en/of zijn mededader(s)”, en die kennelijk abusievelijk hier niet is opgenomen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring, een andere kwalificatie en een andere strafoplegging dan de rechtbank.
Geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank heeft de inleidende dagvaarding nietig verklaard voor wat betreft de zinsnede “die [slachtoffer] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken”, onder het 5e gedachtestreepje opgenomen in het onder 1 ten laste gelegde. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat deze zinsnede geen feitelijkheid betreft, maar een korte samenvatting van dwang, die door feitelijkheden geconcretiseerd bewezen moet worden.
Het hof overweegt als volgt.
De overweging van de rechtbank raakt in wezen aan de vraag of het ten laste gelegde bestanddeel ‘dwang’ voldoende feitelijk is omschreven. Gelet op de feitelijke gedragingen die onder de diverse gedachtenstreepjes zijn opgesomd moet deze vraag bevestigend worden beantwoord. Het onder 1 ten laste gelegde behelst naar het oordeel van het hof ook overigens een genoegzame opgave van hetgeen wordt verweten, nu de tekst van de tenlastelegging voldoende duidelijk, begrijpelijk, feitelijk en niet tegenstrijdig is; dit geldt ook voor de gewraakte zinsnede, temeer als deze wordt bezien in samenhang met de andere in de tenlastelegging omschreven feitelijke gedragingen. Er is geen aanleiding om de dagvaarding (partieel) nietig te oordelen.
Overweging ten aanzien van artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 4°, van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft in haar vonnis waarvan beroep overwogen dat artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 4
°, van het Wetboek van Strafrecht, uiteen valt in twee delen en dat het tweede gedeelte (slechts) ziet op degene die ‘in een door een ander gecreëerde uitbuitingssituatie’ enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, leest het hof deze bepaling niet zo dat deze slechts toepasselijk is als de uitbuitingssituatie ten aanzien waarvan de verdachte wordt verweten enige handeling te hebben ondernomen, door een ander is gecreëerd; in de wetsgeschiedenis noch in het systeem van de wet kunnen aanknopingspunten voor een dergelijke beperkte uitleg worden gevonden.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het onder 1 primair als subsidiair ten laste gelegde, nu de verdachte nimmer opzet heeft gehad op de uitbuiting van aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en evenmin gebruik heeft gemaakt van dwangmiddelen. In dat verband heeft hij gewezen op het volgende.
De verklaringen van [slachtoffer] die betrekking hebben op de rol van de verdachte en de mate van uitbuiting, dienen als onbetrouwbaar te worden beschouwd. De verklaringen zijn veel zwarter gekleurd dan de werkelijkheid en worden bovendien niet ondersteund door onafhankelijk bewijs. Voordat [slachtoffer] naar Nederland kwam, werkte de verdachte reeds als manusje van alles voor medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). Later werd hem door [medeverdachte] gevraagd allerlei ondersteunende klusjes te doen met betrekking tot de prostitutie. De verdachte was echter niet dusdanig betrokken bij de planning en uitvoering van de uitbuiting van [slachtoffer] dat gesproken kan worden van een bewuste en nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. De verdachte heeft immers geen substantiële bijdrage geleverd. Er bestond bovendien slechts een financiële verhouding tussen [slachtoffer] en [medeverdachte] . De verdachte werd weliswaar betaald uit de inkomsten van (onder meer) [slachtoffer] , maar niet kan worden gezegd dat zijn inkomsten direct gekoppeld waren aan haar prostitutiewerkzaamheden. De verdachte deed naast de klusjes met betrekking tot de prostitutie ook huishoudelijke werkzaamheden, waarvoor hij salaris ontving.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof acht de verklaringen van [slachtoffer] geloofwaardig. Er is voorts geen reden om haar verklaring als onbetrouwbaar te bestempelen. [slachtoffer] heeft immers zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris in grote lijnen consistent verklaard. Haar verklaringen vinden bovendien op wezenlijke punten en in de kern ondersteuning in de verklaringen van [getuige] (hierna: [getuige] ) en de verklaringen van de verdachte zelf.
Op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof voorts het volgende vast.
De verdachte wist dat [slachtoffer] naar Nederland kwam om voor [medeverdachte] in de prostitutie te werken. Hij heeft [slachtoffer] van Schiphol gehaald en haar naar een woning in Amsterdam gebracht, waar hij samen met haar, [medeverdachte] en [getuige] geruime tijd heeft gewoond. [medeverdachte] bepaalde wanneer en hoe lang [slachtoffer] moest werken. [slachtoffer] werkte zeven dagen per week van rond het middaguur tot midden in de nacht. Zij had nooit een vrije dag en moest ook werken wanneer zij ziek was. De verdachte bracht en haalde [slachtoffer] elke dag respectievelijk naar en van haar werk in Alkmaar. Hij wist dat [slachtoffer] geen beschikking had over haar eigen verdiensten, maar al haar geld aan [medeverdachte] moest afstaan en dat [medeverdachte] loog dat hij (een deel van) het geld voor haar zou sparen, dan wel investeren. Soms nam de verdachte het geld van [slachtoffer] aan, om het vervolgens aan [medeverdachte] te geven. De verdachte belde [slachtoffer] tijdens haar werkzaamheden elke twee uur op om haar (in codetaal) naar haar verdiensten te vragen. De verdachte wist dat [medeverdachte] bepaalde hoeveel geld [slachtoffer] per dag moest verdienen en boos op haar werd wanneer zij minder geld had verdiend. De verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] makkelijk te manipuleren en niet zelfstandig was. Hij wierp zich daarom op als beste vriend en vertrouwenspersoon van [slachtoffer] . Voor de buitenwereld moest het er op lijken dat de verdachte en [slachtoffer] een relatie hadden. De verdachte heeft voorts verklaard dat [medeverdachte] druk op [slachtoffer] uitoefende in verband met de prostitutiewerkzaamheden.
Hoewel uit de verklaringen van de verdachte, [getuige] en [slachtoffer] duidelijk blijkt van ondergeschiktheid van de verdachte ten opzichte van [medeverdachte] , komt uit het hiervoor overwogene wel een duidelijke taakverdeling naar voren. De verdachte was op de hoogte van de condities waaronder [slachtoffer] werkte. Hij heeft door te handelen zoals hij heeft gedaan, mee gewerkt aan de totstandkoming, de verdere verwezenlijking en de instandhouding van de uitbuitingssituatie van [slachtoffer] . De verdachte werd door [medeverdachte] betaald voor zijn werkzaamheden met betrekking tot de prostitutie, terwijl hij wist dat deze betalingen door [medeverdachte] onder meer van het door [slachtoffer] verdiende geld werden bekostigd. Dat de verdachte voor [medeverdachte] ook huishoudelijk werk deed, doet hier niet aan af. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte tot uitdrukking gebracht dat hij zijn inkomsten belangrijker vond dan het beëindigen van de situatie waarin [slachtoffer] zich bevond.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] , gericht op de uitbuiting van [slachtoffer] , waarbij nog wordt opgemerkt dat voor een bewezenverklaring van medeplegen niet is vereist dat de rollen van de betrokken medeverdachten bij de samenwerking volstrekt inwisselbaar zijn (vgl. Hoge Raad 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1964).
De tot vrijspraak strekkende verweren worden verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 september 2009 tot en met 31 december 2010 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
een persoon, te weten [slachtoffer] ,
door dwang en één of meer andere feitelijkheden en door dreiging met geweld en dreiging met één of meer andere feitelijkheden en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
heeft overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer]
en
voornoemde [slachtoffer] heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer] in een ander land, te weten in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en
voornoemde [slachtoffer] met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en
met één of meer van de voornoemde middelen en omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en zijn mededader wisten dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer]
en
die [slachtoffer] met één of meer van de voornoemde middelen en omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, en zijn mededader te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde,
immers hebben verdachte en/of zijn mededader
  • die [slachtoffer] naar Nederland laten komen en
  • die [slachtoffer] bij aankomst in Nederland opgehaald van vliegveld Schiphol en naar Amsterdam gebracht en
  • die [slachtoffer] gehuisvest in Amsterdam en
  • die [slachtoffer] meermalen onder druk gezet en er zodoende toe aangezet om in de prostitutie te werken en te blijven werken en/of
  • voor die [slachtoffer] bemiddeld en/of assistentie verleend bij de huur van een raam en/of kamer en
  • voor [slachtoffer] papieren/formulieren geregeld (welke formulieren/papieren nodig zijn om als prostituee te kunnen werken) en
  • die [slachtoffer] meermalen naar Alkmaar gebracht, zodat [slachtoffer] in Alkmaar kon werken en
  • terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten dat die [slachtoffer] in Nederland nergens naartoe kon en in Nederland geen vrienden had en de taal niet sprak, die [slachtoffer] ertoe aangezet haar verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden aan verdachte en zijn mededaders te laten afstaan en
  • die [slachtoffer] gedurende vele uren per dag en zeven dagen per week in de prostitutie laten werken en
  • er zorg voor gedragen dat die [slachtoffer] niet vrijelijk kon beschikken over een eigen inkomen en
  • de werktijden voor die [slachtoffer] bepaald en
  • die [slachtoffer] tijdens haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of laten controleren, onder meer door die [slachtoffer] weg te brengen en op te halen en die [slachtoffer] te zeggen dat ze moet handelen volgens de instructies en door via de telefoon te informeren naar het aantal klanten, en
  • een asbak en een afstandsbediening en fruit naar haar lichaam gegooid en
  • die [slachtoffer] gedwongen en/of aangemoedigd te (blijven) werken ondanks fysieke problemen en/of ziekte, waaronder vlak na een abortus en terwijl zij koorts had.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de aan dit arrest gehechte bijlage. De bijlage maakt deel uit van dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft gesteld dat aan de verdachte een beroep toekomt op een schulduitsluitingsgrond, te weten psychische overmacht. Daartoe is aangevoerd dat de mogelijkheden die de verdachte had om zich te onttrekken aan de situatie waarin hij verkeerde, zeer beperkt waren. Hij woonde in een vreemd land en wist niet precies wat zijn mogelijkheden waren. Bovendien was de verdachte zelf slachtoffer, weliswaar niet van mensenhandel, maar wel van [medeverdachte] , die hem bedreigde en door wie hij zelfs met een mes is gestoken.
Het hof overweegt het volgende.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de verdachte vrijwillig heeft gehandeld zoals bewezen verklaard. Van een exceptionele psychische toestand bij de verdachte is het hof niet gebleken. Het verweer mist derhalve feitelijke grondslag en wordt reeds om die reden verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een mededader meer dan een jaar schuldig gemaakt aan mensenhandel. Daarvan is een jonge vrouw het slachtoffer geworden. Door te handelen als bewezen verklaard heeft de verdachte, gebruikmakend van het overwicht dat hij had op het nog jonge slachtoffer die uit het buitenland afkomstig was en de Nederlandse taal niet sprak, misbruik gemaakt van haar kwetsbare situatie. De verdachte heeft daarbij op indringende wijze inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit en voorts op de vrijheid die zij zou moeten hebben om haar eigen leven vorm te geven. De verdachte heeft zich in overwegende mate laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin en de belangen van het slachtoffer bij het behoud van haar waardigheid en zelfbeschikkingsrecht daaraan volledig ondergeschikt gemaakt.
De ernst van de gedragingen rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur, ook als in aanmerking wordt genomen dat de rol van de verdachte betekenisvol, maar naar verhouding geringer was dan die van zijn mededader. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft het hof er wel rekening mee gehouden dat de bewezen verklaarde pleegperiode in deze zaak korter is dan in de zaak van de medeverdachte en dat de verdachte, anders dan de medeverdachte, één slachtoffer heeft gemaakt. Het hof heeft voorts acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen door rechters zijn opgelegd en heeft zich rekenschap gegeven van hetgeen op de terechtzitting in hoger beroep namens de verdachte omtrent zijn huidige persoonlijke omstandigheden naar voren is gebracht, maar acht dit van onvoldoende gewicht om bij de strafoplegging (nog) meer clementie te betrachten.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering bedraagt € 244.000, bestaande uit € 224.000 aan materiële schade (gederfde inkomsten ad € 500 per dag, gedurende een periode van 16 maanden) en € 20.000 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 15.000. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu de vordering ‘geen onderscheid maakt naar daderschap’ en de verdachte een zeer ondergeschikte rol in het geheel heeft gehad. Ten aanzien van de gevorderde gederfde inkomsten is betoogd dat de verdachte niets heeft ontvangen van de door de benadeelde partij in de prostitutie verdiende en aan [medeverdachte] afgestane inkomsten. In ieder geval is dit niet meer dan € 15.000 geweest, nu hij maandelijks van [medeverdachte] € 1.000 aan loon ontving, aldus de raadsman.
Oordeel hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden; de verdachte heeft op de bewezen verklaarde wijze samen met [medeverdachte] onrechtmatig gehandeld jegens de benadeelde partij en heeft haar aldus schade berokkend. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen en wel tot na te noemen bedrag.
De benadeelde partij moest, zo blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen, al haar in de prostitutie verdiende inkomsten (al dan niet via de verdachte) aan [medeverdachte] afstaan. Vanaf dat moment was de benadeelde partij de beschikkingsmacht over dat geld kwijt en bepaalde [medeverdachte] wat daarmee gebeurde. Aldus heeft de benadeelde partij inkomsten gederfd.
De verdachte heeft op 20 februari 2013 tegenover de politie verklaard dat de benadeelde partij gemiddeld ongeveer € 10.000 netto per maand verdiende met haar prostitutiewerkzaamheden. Het hof acht dit bedrag aannemelijk, gelet op de verklaringen in het dossier en zal daarom bij de vaststelling van de materiële schade van dit maandelijkse bedrag uitgaan. Het hof gaat daarbij uit van de namens de benadeelde partij aan de vordering ten grondslag gelegde periode van eind december 2009 tot 1 mei 2011. De ten laste van de verdachte bewezen verklaarde periode eindigt evenwel op 31 december 2010; de na die laatste datum veroorzaakte schade kan niet op zijn conto worden geschreven. Daarom komen hier 12 maanden voor compensatie in aanmerking. Resumerend begroot het hof de ten laste van de verdachte komende materiële schade op € 120.000 (12 x € 10.000).
Hetgeen verder aan materiële schade is gevorderd, is onvoldoende onderbouwd. Het hof acht het in dit stadium een onevenredige belasting van het strafgeding om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen alsnog nader bewijs bij te brengen. Daarom zal zij voor dat deel niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Verder is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden.
De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast (HR 17 november 2000, NJ 2001/215). Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 20.000 waarbij in het bijzonder is gelet op de omstandigheid dat de benadeelde op jonge leeftijd langdurig seksueel is uitgebuit en ernstig is aangetast in haar menselijke waardigheid. Zoals blijkt uit het schrijven van psychiater [deskundige] van 16 november 2015, kampt de benadeelde partij ten gevolge van het handelen van de verdachte nog altijd met een chronische en ernstig te noemen depressieve stoornis, waarvoor zij al sinds april 2012 onder behandeling staat. Verder heeft het hof gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend. Het hof heeft bij de vaststelling van deze schade de gerapporteerde gynaecologische problemen nog buiten beschouwing gelaten.
Het ter compensatie van materiële schade toe te wijzen bedrag zal vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2010.
Het ter compensatie van immateriële schade toe te wijzen bedrag zal vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011, dit gelet op de beslissing op dit punt in het heden uitgesproken arrest van het hof in de zaak van [medeverdachte] (23-000843-14).
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 140.000,00 (honderdveertigduizend euro) bestaande uit € 120.000,00 (honderdtwintigduizend euro) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte - die evenals [medeverdachte] hoofdelijk voor dat gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd - om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 31 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 140.000,00 (honderdveertigduizend euro) bestaande uit € 120.000,00 (honderdtwintingduizend euro) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover [medeverdachte] heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 31 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte of [medeverdachte] heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien en voor zover de verdachte of [medeverdachte] heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. A.M. van Woensel en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van mr. N. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 februari 2016.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.