ECLI:NL:GHAMS:2016:303

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2016
Publicatiedatum
1 februari 2016
Zaaknummer
23-000843-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en niet-ontvankelijkheid in hoger beroep tegen vrijspraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Bulgarije in 1980, was aangeklaagd voor mensenhandel, waarbij hij twee slachtoffers had geworven en uitgebuit in de prostitutie. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van een deel van de aanklachten, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep tegen deze vrijspraak, omdat volgens artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering geen hoger beroep openstond tegen de vrijspraak van de rechtbank. Het openbaar ministerie werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen de vrijspraak, omdat er geen bezwaren waren ingediend tegen deze beslissing.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, waarbij hij gebruik maakte van zijn overwicht en de kwetsbare positie van de slachtoffers. De verdachte heeft hen gedwongen om in de prostitutie te werken en hen onder druk gezet om hun verdiensten aan hem af te staan. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], ter hoogte van € 180.000, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor een deel toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

parketnummer: 23-000843-14
datum uitspraak: 1 februari 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 februari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-728027-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1980,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Ontvankelijkheid van de verdachte en het openbaar ministerie in het hoger beroep
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. De verdachte heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is dus mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep onder 2 gegeven vrijspraak.
Het openbaar ministerie heeft eveneens onbeperkt hoger beroep ingesteld. Nu door het openbaar ministerie geen bezwaren tegen de in het vonnis onder 2 gegeven vrijspraak zijn opgegeven en ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van dit feit, zal het openbaar ministerie, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep onder 2 gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 november 2015, 14 december 2015 en 18 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 29 maart 2012 te Amsterdam en/of Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
(lid 1 sub 1)
en/of
voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in een ander land, te weten in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
(lid 1 sub 3)
en/of
voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
(lid 1 sub 4)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
(lid 1 subs 6)
en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met of voor een derde,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ten aanzien van voornoemde [slachtoffer 1]:
  • die [slachtoffer 1] naar Nederland laten komen en/of
  • de reis van Bulgarije naar Nederland voor die [slachtoffer 1] geregeld en/of betaald en/of
  • die [slachtoffer 1] bij aankomst in Nederland opgehaald/op laten halen van vliegveld Schiphol en naar Amsterdam gebracht/laten brengen en/of
  • die [slachtoffer 1] gehuisvest (in Amsterdam) en/of
  • die [slachtoffer 1] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken en/of
  • voor die [slachtoffer 1] bemiddeld en/of assistentie verleend (bijvoorbeeld door betalingen) bij de huur van een raam en/of kamer en/of
  • voor [slachtoffer 1] papieren/formulieren geregeld/laten regelen (welke formulieren/papieren nodig zijn om als prostituee te kunnen werken) en/of
  • die [slachtoffer 1] meerdere malen naar Alkmaar gebracht/laten brengen (zodat [slachtoffer 1] in Alkmaar kon werken) en/of
  • (terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die [slachtoffer 1] in Nederland nergens naartoe kon en/of in Nederland geen vrienden had en/of de taal niet sprak) die [slachtoffer 1] ertoe aangezet (een gedeelte van) haar verdiensten uit de (prostitutie-)werkzaamheden aan verdachte en/of zijn mededader(s) af te laten staan en/of
  • die [slachtoffer 1] (gedurende vele uren per dag en/of zeven dagen per week) in de prostitutie laten werken en/of
  • er zorg voor gedragen dat die [slachtoffer 1] niet vrijelijk kon beschikken over een eigen inkomen en/of
  • de werktijden voor die [slachtoffer 1] bepaald en/of
  • die [slachtoffer 1] (telkens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of laten controleren (onder meer door die [slachtoffer 1] weg te (laten) brengen en/of op te (laten) halen en/of door tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat ze moet handelen volgens de instructies en/of door in de straat waar [slachtoffer 1] werkte te lopen en/of door via de telefoon te informeren naar het aantal klanten) en/of
  • die [slachtoffer 1] mishandeld door een asbak en/of een afstandsbediening en/of een stuk fruit, althans een of meer hard(e) voorwerp(en) naar haar lichaam te gooien en/of
  • een of meermalen het haar van die [slachtoffer 1] afgeknipt en/of het haar geverfd (waardoor die [slachtoffer 1] zich vernederd voelde) en/of
  • die [slachtoffer 1] gedwongen en/of aangemoedigd te (blijven) werken ondanks vermoeidheid en/of fysieke problemen en/of ziekte (waaronder vlak na een abortus en/of terwijl zij (39°) koorts had) en/of
  • voor die [slachtoffer 1] een borstvergroting geregeld en/of betaald en/of
  • die [slachtoffer 1] gedwongen tot seksuele handelingen met hem en/of een van zijn mededader(s)
en/of
ten aanzien van die [slachtoffer 2]:
  • die [slachtoffer 2] naar Nederland laten komen en/of
  • de reis van Bulgarije naar Nederland voor die [slachtoffer 2] geregeld en/of betaald en/of
  • die [slachtoffer 2] bij aankomst in Nederland van vliegveld Schiphol op laten halen en/of naar Alkmaar gebracht/laten brengen en/of
  • die [slachtoffer 2] gehuisvest (in Alkmaar en/of in Amsterdam) en/of
  • die [slachtoffer 2] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken en/of
  • voor die [slachtoffer 2] bemiddeld en/of assistentie verleend (bijvoorbeeld door betalingen) bij de huur van een raam en/of een kamer en/of
  • voor [slachtoffer 2] papieren/formulieren geregeld/laten regelen (welke formulieren/papieren nodig zijn om als prostituee te kunnen werken) en/of
  • (terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die [slachtoffer 2] in Nederland nergens naartoe kon en/of in Nederland geen vrienden had en/of de taal niet sprak) die [slachtoffer 2] ertoe aangezet (een gedeelte van) haar verdiensten uit de (prostitutie-)werkzaamheden aan verdachte en/of zijn mededader(s) af te laten staan en/of
  • die [slachtoffer 2] (gedurende vele uren per dag en/of zeven dagen per week) in de prostitutie laten werken en/of
  • die [slachtoffer 2] (meermalen) pillen gegeven om rustig te worden, zodat zij, [slachtoffer 2], kon werken (als prostituee) en/of
  • er zorg voor gedragen dat die [slachtoffer 2] niet vrijelijk kon beschikken over een eigen inkomen en/of
  • de werktijden voor die [slachtoffer 2] bepaald en/of
  • die [slachtoffer 2] (telkens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of laten controleren (onder meer door die [slachtoffer 2] te zeggen dat ze moet handelen volgens de instructies en/of door meermalen per dag te bellen naar [slachtoffer 2] en haar te vragen hoeveel geld ze had verdiend) en/of
  • die [slachtoffer 2] (meermalen) mishandeld (door met een adapter van een laptop) tegen haar lichaam te slaan/stompen en/of een asbak en/of een afstandsbediening en/of een stuk fruit, althans een of meer hard(e) voorwerp(en), naar haar lichaam te fooien en/of (met zijn hand) op haar rug te slaan en/of
  • die [slachtoffer 2] gedwongen en/of aangemoedigd te (blijven) werken ondanks vermoeidheid en/of fysieke problemen en/of ziekte (waaronder terwijl zij (39°) koorts had) en/of
  • voor die [slachtoffer 2] een borstvergroting geregeld en/of betaald.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een enigszins andere bewezenverklaring dan de rechtbank.

Geldigheid van de dagvaarding

De rechtbank heeft de inleidende dagvaarding nietig verklaard voor wat betreft de zinsnede “die [slachtoffer 1] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken”, onder het 5e gedachtestreepje opgenomen in het onder 1 ten laste gelegde. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat deze zinsnede geen feitelijkheid betreft, maar een korte samenvatting van dwang, die door feitelijkheden geconcretiseerd bewezen moet worden.
Het hof overweegt als volgt.
De overweging van de rechtbank raakt in wezen aan de vraag of het ten laste gelegde bestanddeel ‘dwang’ voldoende feitelijk is omschreven. Gelet op de feitelijke gedragingen die onder de diverse gedachtenstreepjes zijn opgesomd moet deze vraag bevestigend worden beantwoord. Het onder 1 ten laste gelegde behelst naar het oordeel van het hof ook overigens een genoegzame opgave van hetgeen wordt verweten, nu de tekst van de tenlastelegging voldoende duidelijk, begrijpelijk, feitelijk en niet tegenstrijdig is; dit geldt ook voor de gewraakte zinsnede, temeer als deze wordt bezien in samenhang met de andere in de tenlastelegging omschreven feitelijke gedragingen. Er is geen aanleiding om de dagvaarding (partieel) nietig te oordelen.

Bewijsoverwegingen

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 ten laste gelegde, nu niet bewezen kan worden dat aangeefster [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) door de verdachte zijn gedwongen in de prostitutie te (blijven) werken en hun in de prostitutie verdiende geld aan hem af te staan. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar moeten worden geacht. De verklaringen bevatten onwaarheden en worden op belangrijke punten tegengesproken door de verklaringen van [slachtoffer 2] en de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) en voorts door de gegevens die zijn overgelegd door de boekhouder, getuige [getuige]. Bovendien worden de verklaringen van [slachtoffer 1] door geen enkel objectief bewijsmiddel ondersteund. Zo bevat het dossier geen telefoonverkeer, sms’jes of andere berichten, camerabeelden, of verklaringen van objectieve getuigen. Het heeft er daarbij alle schijn van dat geld het motief is geweest van [slachtoffer 1] voor het doen van aangifte. [slachtoffer 2] heeft geen aangifte gedaan en is eerst belastend gaan verklaren, nadat zij geconfronteerd werd met de beschuldigingen van [slachtoffer 1] jegens zowel [slachtoffer 2] als de verdachte. De verklaringen van [slachtoffer 2] zijn bovendien zeer algemeen en worden niet ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof acht de verklaringen van [slachtoffer 1] geloofwaardig. Er is voorts geen reden om haar verklaring als onbetrouwbaar te bestempelen. [slachtoffer 1] heeft immers zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris in grote lijnen consistent verklaard. Haar verklaringen vinden bovendien, anders dan door de raadsman betoogd, in de kern en op wezenlijke punten steun in de verklaringen van [slachtoffer 2] en [medeverdachte]. Het hof ziet dan ook geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van haar verklaringen. Dat de gegevens die op 11 juni 2015 door de boekhouder aan de raadsheer-commissaris zijn overgelegd een ander beeld geven van de verdiensten van [slachtoffer 1], maakt evenmin dat aan de verklaringen van [slachtoffer 1] omtrent haar verdiensten moet worden getwijfeld. [slachtoffer 1] heeft namelijk reeds op 23 mei 2012 verklaard dat de boekhouder er voor zorgde dat er niet veel belasting hoefde te worden betaald, door minder dan de daadwerkelijk gewerkte uren en minder klanten dan er daadwerkelijk geweest waren, op te schrijven. Dat er – in de woorden van de raadsman – geen ander ‘objectief bewijs’ voorhanden is waardoor de juistheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] wordt onderstreept, doet aan het voorgaande niet af.
Het hof acht de verklaringen van [slachtoffer 2] evenzeer geloofwaardig; ook hier wordt geen aanleiding gezien om deze als onbetrouwbaar aan te merken. Haar verklaringen vinden niet alleen steun in de verklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte], maar zijn ook in lijn met hetgeen zij op 2 mei 2011 in het kader van een informatief gesprek bij de politie heeft uiteengezet. Anders dan door de raadsman bepleit, is zij dus niet eerst belastend gaan verklaren, nadat zij is geconfronteerd met de (ook haar belastende) verklaringen van [slachtoffer 1].
De tot vrijspraak strekkende verweren worden verworpen.
Het hof overweegt verder nog het volgende.
De verdachte is onder één feit ten laste gelegd dat hij zich aan mensenhandel schuldig heeft gemaakt jegens zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] en zowel in de hoedanigheid van medepleger als die van pleger. Gebleken is dat de verdachte voor de bewezen gedragingen jegens [slachtoffer 2] ‘slechts’ zelfstandig verantwoordelijk kan worden gehouden. Met betrekking tot de bewezen gedragingen jegens [slachtoffer 1] heeft de verdachte samengewerkt met [slachtoffer 2] en (vooral) [medeverdachte], maar niet gedurende de gehele bewezen geachte periode. Om te voorkomen dat de (ongelukkige) wijze van ten laste leggen leidt tot een nodeloos complexe bewezenverklaring en kwalificatie, kiest het hof ervoor de verdachte voor alle bewezen gedragingen als pleger verantwoordelijk te houden. Het hof overweegt in dat verband nog dat voor zover de bewezen verklaarde handelingen, begaan jegens [slachtoffer 1], niet door de verdachte, maar door [medeverdachte] of [slachtoffer 2] zijn verricht, de verdachte erover vermocht te beschikken of deze handelingen al dan niet plaatsvonden en welk plaatsvinden hij aanvaardde dan wel plachtte te aanvaarden, zodat ook die handelingen de verdachte als (functioneel) dader worden toegerekend. In het bijzonder heeft het hof daarbij in aanmerking genomen:
- dat de verdachte het initiatief heeft genomen om [slachtoffer 1] in de prostitutie te doen werken;
- dat de verdachte [medeverdachte] en [slachtoffer 2] de nodige opdrachten en instructies gaf om het ertoe te leiden dat [slachtoffer 1] de werkzaamheden verrichtte op tijdstippen, locaties en wijze als hem – de verdachte – goeddunkte;
- dat [medeverdachte] en [slachtoffer 2] de nodige verantwoording dienden af te leggen dan wel terugkoppeling moesten geven aan de verdachte;
- dat aan de verdachte de opbrengsten van de werkzaamheden van [slachtoffer 1] werden afgedragen en dat het leeuwendeel daarvan te zijner bate bleef;
- hetgeen overigens nog uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen blijkt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode van 1 september 2008 tot 2 mei 2011 in Nederland
personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2],
door dwang en/of geweld en andere feitelijkheden en door dreiging met geweld en dreiging met één of meer andere feitelijkheden en door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
heeft overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
en
voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in een ander land, te weten in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en
voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en
met één of meer van de voornoemde middelen en omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte wist dat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar stelden tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en
die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met de voornoemde middelen en omstandigheden heeft gedwongen en bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met of voor een derde,
immers heeft hij, verdachte
ten aanzien van voornoemde [slachtoffer 1]:
  • die [slachtoffer 1] naar Nederland laten komen en
  • die [slachtoffer 1] bij aankomst in Nederland op laten halen van vliegveld Schiphol en naar Amsterdam laten brengen en
  • die [slachtoffer 1] gehuisvest in Amsterdam en
  • die [slachtoffer 1] meermalen onder druk gezet en er zodoende toe aangezet om in de prostitutie te werken en te blijven werken en
  • die [slachtoffer 1] assistentie verleend bij de huur van een raam of kamer en
  • voor [slachtoffer 1] papieren/formulieren laten regelen (welke formulieren/papieren nodig zijn om als prostituee te kunnen werken) en
  • die [slachtoffer 1] meermalen naar Alkmaar laten brengen, zodat [slachtoffer 1] in Alkmaar kon werken en
  • terwijl hij, verdachte wist dat die [slachtoffer 1] in Nederland nergens naartoe kon en in Nederland geen vrienden had en de taal niet sprak, die [slachtoffer 1] ertoe aangezet haar verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden aan verdachte af te laten staan en
  • die [slachtoffer 1] gedurende vele uren per dag en/of zeven dagen per week in de prostitutie laten werken en
  • er zorg voor gedragen dat die [slachtoffer 1] niet vrijelijk kon beschikken over een eigen inkomen en
  • de werktijden voor die [slachtoffer 1] bepaald en
  • die [slachtoffer 1] tijdens haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en laten controleren, onder meer door die [slachtoffer 1] weg te laten brengen en op te laten halen en door tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat ze moet handelen volgens de instructies en door in de straat waar [slachtoffer 1] werkte te lopen en door via de telefoon te informeren naar het aantal klanten, en
  • een asbak en een afstandsbediening en fruit naar haar lichaam te gooien en
  • die [slachtoffer 1] gedwongen te (blijven) werken ondanks fysieke problemen en/of ziekte, waaronder vlak na een abortus en terwijl zij koorts had en
  • die [slachtoffer 1] gedwongen tot seksuele handelingen met hem
en
ten aanzien van die [slachtoffer 2]:
  • de reis van Bulgarije naar Nederland voor die [slachtoffer 2] geregeld en betaald en
  • die [slachtoffer 2] naar Alkmaar laten brengen en
  • die [slachtoffer 2] gehuisvest in Alkmaar en in Amsterdam en
  • die [slachtoffer 2] onder druk gezet en er zodoende toe aangezet om in de prostitutie te werken en te blijven werken en
  • die [slachtoffer 2] assistentie verleend bij de huur van een raam en/of een kamer en
  • terwijl hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 2] in Nederland nergens naartoe kon en in Nederland geen vrienden had en de taal niet sprak, die [slachtoffer 2] ertoe aangezet haar verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden aan verdachte af te laten staan en
  • die [slachtoffer 2] gedurende vele uren per dag en zeven dagen per week in de prostitutie laten werken en
  • die [slachtoffer 2] meermalen pillen gegeven om rustig te worden, zodat zij, [slachtoffer 2], kon werken als prostituee en
  • er zorg voor gedragen dat die [slachtoffer 2] niet vrijelijk kon beschikken over een eigen inkomen en
  • de werktijden voor die [slachtoffer 2] bepaald en
  • die [slachtoffer 2] tijdens haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd door meermalen per dag te bellen naar [slachtoffer 2] en haar te vragen hoeveel geld ze had verdiend en
  • die [slachtoffer 2] met een adapter van een laptop tegen haar lichaam heeft geslagen en een asbak en een afstandsbediening en fruit naar haar lichaam gegooid en op haar rug geslagen en
  • die [slachtoffer 2] gedwongen te (blijven) werken ondanks ziekte, waaronder terwijl zij koorts had.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de aan dit arrest gehechte bijlage. De bijlage maakt deel uit van dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Daarvan zijn twee jonge vrouwen het slachtoffer geworden. Met het eerste slachtoffer had de verdachte een relatie aangeknoopt. Hij heeft haar voorgesteld samen naar Nederland te gaan en eenmaal in Nederland is zij door verdachte overgehaald om in de prostitutie te gaan werken. Wanneer zij met het werk wilde stoppen, dreigde de verdachte haar iets aan te doen, sloeg hij haar of gooide hij voorwerpen naar haar. Het slachtoffer heeft zich bijna 2,5 jaar in deze situatie bevonden. Het tweede slachtoffer is door toedoen van de verdachte vanuit Bulgarije overgekomen naar Nederland. Vlak na aankomst is zij door de verdachte onder druk gezet om in de prostitutie te gaan werken. Ook haar gooide de verdachte spullen toe en ook zij werd door de verdachte bedreigd. Toen dit slachtoffer zwanger raakte moest zij van de verdachte niet alleen abortus laten plegen, maar ook vlak daarna weer aan het werk. Dit slachtoffer is 1,5 jaar op die wijze uitgebuit. De beide vrouwen moesten van de verdachte zeven dagen per week vele uren per dag werken in de prostitutie en al hun aldaar verdiende geld aan hem afstaan. De verdachte heeft bij het begaan van deze feiten ook anderen ingezet.
Door te handelen als bewezen verklaard heeft de verdachte, gebruikmakend van het overwicht dat hij had op de nog jonge slachtoffers die uit het buitenland afkomstig waren en de Nederlandse taal niet spraken, misbruik gemaakt van hun kwetsbare situatie. Hij heeft daarbij op indringende wijze inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit en voorts op de vrijheid die zij zouden moeten hebben om hun eigen leven vorm te geven. De verdachte heeft zich in overwegende mate laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin en de belangen van de slachtoffers bij het behoud van hun waardigheid en zelfbeschikkingsrecht daaraan volledig ondergeschikt gemaakt.
Naar het oordeel van het hof zijn de door de verdachte gepleegde feiten van dien aard en ernst dat de door de rechtbank opgelegde straf daaraan recht doet. Daarbij heeft het hof voorts acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen door rechters zijn opgelegd. Het hof acht, alles afwegende, dus een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering bedraagt € 244.000, bestaande uit € 224.000 aan materiële schade (gederfde inkomsten ad € 500 per dag, gedurende een periode van 16 maanden) en € 20.000 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 235.000. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu het onderzoek naar de exacte opbrengst per dag een onevenredige belasting vormt voor het strafgeding. De gevorderde netto-inkomsten van € 500 per dag worden onvoldoende onderbouwd en blijken evenmin uit het dossier. Bovendien is bij de vordering geen rekening gehouden met de gedane uitgaven. Met betrekking tot de opgevoerde immateriële schade heeft de raadsman opgemerkt dat het oorzakelijk verband tussen de gynaecologische problemen van de benadeelde partij en het ten laste gelegde feit niet kan worden vastgesteld.
Oordeel hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen en wel tot na te noemen bedrag.
De benadeelde partij moest, zo blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen, al haar in de prostitutie verdiende inkomsten (al dan niet via [medeverdachte]) aan de verdachte afstaan. Vanaf dat moment was de benadeelde partij de beschikkingsmacht over dat geld kwijt en bepaalde de verdachte wat daarmee gebeurde. Aldus heeft de benadeelde partij inkomsten gederfd.
[medeverdachte] heeft op 20 februari 2013 tegenover de politie verklaard dat de benadeelde partij gemiddeld ongeveer € 10.000 netto per maand verdiende met haar prostitutiewerkzaamheden. Het hof acht dit bedrag aannemelijk, gelet op de verklaringen in het dossier en zal daarom bij de vaststelling van de materiële schade van dit maandelijkse bedrag uitgaan. Het hof gaat daarbij uit van de namens de benadeelde partij aan de vordering ten grondslag gelegde periode van 16 maanden, te weten van eind december 2009 tot 1 mei 2011. Resumerend begroot het hof de materiele schade op € 160.000 (16 x
€ 10.000).
Hetgeen verder aan materiële schade is gevorderd, is onvoldoende onderbouwd. Het hof acht het in dit stadium een onevenredige belasting van het strafgeding om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen alsnog nader bewijs bij te brengen. Daarom zal zij voor dat deel niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Verder is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden.
De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast (HR 17 november 2000, NJ 2001/215). Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 20.000 waarbij in het bijzonder is gelet de omstandigheid dat de benadeelde op jonge leeftijd langdurig seksueel is uitgebuit en ernstig is aangetast in haar menselijke waardigheid. Zoals blijkt uit het schrijven van psychiater [deskundige] van 16 november 2015, kampt de benadeelde partij ten gevolge van het handelen van de verdachte nog altijd met een chronische en ernstig te noemen depressieve stoornis, waarvoor zij al sinds april 2012 onder behandeling staat. Verder heeft het hof gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend. Het hof heeft bij de vaststelling van deze schade de gerapporteerde gynaecologische problemen nog buiten beschouwing gelaten.
De benadeelde partij heeft de vordering ook ingediend in de zaak van [medeverdachte] (23-000928-14). In zijn zaak is door het hof een bedrag van € 120.000 ter compensatie van geleden materiële schade toegewezen en een bedrag van € 20.000 ter compensatie van geleden immateriële schade. De verdachte en [medeverdachte] zijn voor de som van € 140.000 hoofdelijk aansprakelijk.
De toe te wijzen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 180.000,00 (honderdtachtigduizend euro) bestaande uit € 160.000,00 (honderdzestigduizend euro) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriëleschade en veroordeelt de verdachte - die met [medeverdachte] voor een deel van de materiële schade groot € 120.000 en voor de immateriële schade groot € 20.000 hoofdelijk aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd - om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 180.000,00 (honderdtachtigduizend euro) bestaande uit € 160.000,00 (honderdzestigduizend euro) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover [medeverdachte] heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte of [medeverdachte] heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien en voor zover de verdachte of [medeverdachte] heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. A.M. van Woensel en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van mr. N. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 februari 2016.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.