ECLI:NL:GHAMS:2016:3161

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2016
Publicatiedatum
3 augustus 2016
Zaaknummer
23-000673-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bedreiging met een mes en diefstal van een sixpack bier

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2015. De verdachte, geboren in Ethiopië in 1963 en thans gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn, was aangeklaagd voor twee feiten: diefstal van een sixpack bier en bedreiging met een mes. De tenlastelegging omvatte dat de verdachte op 8 september 2014 in Amsterdam een sixpack bier heeft weggenomen, toebehorende aan winkelbedrijf Vomar, en op 19 november 2014 twee slachtoffers heeft bedreigd met een vleesmes. Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 juli 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan beide feiten. De bedreiging met het mes vond plaats op station Bijlmer Arena, waar de verdachte het mes dreigend in de richting van de slachtoffers heeft gehouden. Het hof oordeelde dat de omstandigheden voldoende aanleiding gaven voor de slachtoffers om te vrezen voor hun leven. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 112 dagen geëist, met bijzondere voorwaarden voor de proeftijd.

Het hof heeft de strafmaat vastgesteld op 112 dagen gevangenisstraf, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd met betrekking tot reclassering en behandeling voor alcoholverslaving en psychische problematiek. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van overige tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de recidive van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-000673-15
datum uitspraak: 1 augustus 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2015 in de strafzaak onder de parketnummers
13-684814-14 en 13-684641-14 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Ethiopië) op [geboortedag] 1963,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1Hij op of omstreeks 08 september 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sixpack, in elk geval één of meer blikje(s) bier (merk Heineken), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Vomar (filiaal [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Feit 2Hij op of omstreeks 19 november 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (vlees)mes uit zijn, verdachtes, binnenzak gepakt en/of dat mes aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] getoond en/of voorgehouden en/of met dat (vlees)mes in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gewezen en/of (daarbij) naar voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gekeken en/of (daarbij) naar voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] geschreeuwd/geroepen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof mede naar aanleiding van nader onderzoek dat in hoger beroep heeft plaatsgevonden, een andere bewijsconstructie zal hanteren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1Hij op 8 september 2014 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sixpack bier (merk Heineken), toebehorende aan winkelbedrijf Vomar (filiaal [adres 2]);
Feit 2Hij op 19 november 2014 te Amsterdam [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (vlees)mes uit zijn, verdachtes, binnenzak gepakt en dat mes aan voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] getoond en met dat (vlees)mes in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gewezen en (daarbij) naar voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gekeken en (daarbij) naar voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geschreeuwd.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde aangevoerd dat er geen sprake was van een feitelijke dreiging omdat zich tussen de verdachte en de aangevers een plastic wand bevond waar de verdachte niet overheen kon klimmen.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft om ongeveer half 1 ’s nachts op station Bijlmer Arena te Amsterdam, op een betrekkelijk korte afstand van de aangevers (7 à 8 meter volgens de aangever [slachtoffer 1]) een groot vleesmes uit de binnenzak van zijn jas gepakt, hiermee in de richting van de aangevers gewezen en daarbij iets in hun richting geschreeuwd. De aangevers hebben dit alles waargenomen. De aangever [slachtoffer 1] heeft bij de raadsheer-commissaris voorts verklaard dat de verdachte aanstalten maakte met het mes in hun richting te lopen. Naar het oordeel van het hof kon onder de geven omstandigheden door het handelen van de verdachte bij de aangevers in redelijkheid de vrees ontstaan dat zij het leven zouden verliezen. Dat de aangevers zich aan één kant van de incheckpoortjes bevonden en de verdachte aan de andere kant achter een plastic doorzichtige wand doet daaraan niet af, alleen al omdat – voor zover de aangevers konden weten – niets eraan in de weg stond dat ook de verdachte langs de wand en door de poortjes zou kunnen gaan.
Dat de verdachte de aangevers slechts wilde vragen wat hij met het mes moest doen dat hij gevonden zou hebben, acht het hof niet aannemelijk. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben bij de raadsheer-commissaris verklaard dat het schreeuwen van de verdachte dreigend op hen overkwam. Het klonk volgens hen niet alsof de verdachte wilde vragen wie hem zou helpen met het mes, of iets dergelijks.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 weken met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten, waarvan 4 weken voorwaardelijk, met proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de rechtbank bijzondere voorwaarden gesteld.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 112 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij heeft de advocaat-generaal gevorderd dat, in het verband van het voorwaardelijke strafdeel, aan de verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte wordt veroordeeld voor de diefstal van een sixpack bier. Dergelijke winkeldiefstallen berokkenen de winkelier schade en roepen veel ergernis op. Daarnaast heeft de verdachte de aangevers in de nachtelijke uren op een station uit het niets bedreigd met een groot vleesmes en heeft hij daarbij dreigend naar hen geschreeuwd. Het is invoelbaar dat deze bedreiging met een potentieel dodelijk steekwapen grote indruk op de aangevers heeft gemaakt. Uit hun verklaringen blijkt dat zij voor hun leven hebben gevreesd. Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van de feiten dan ook niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Daarbij speelt ook een rol dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 juli 2016 meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Evenals de rechtbank in haar vonnis, zal het hof een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daar verschillende bijzondere voorwaarden aan verbinden. Daarbij heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsadvies van Inforsa van 19 december 2014, waarin (onder andere) die voorwaarden worden geadviseerd met het oog op de behandeling van de alcoholverslaving van de verdachte en bij hem bestaande psychische problematiek. Vanzelfsprekend geldt ook als voorwaarde dat de verdachte zal meewerken aan het reclasseringstoezicht en de in dat kader voorgestelde ambulante behandeling. Mocht de verdachte zich niet houden aan één of meer van de gestelde voorwaarden, dan kan het openbaar ministerie vragen het voorwaardelijke strafdeel alsnog ten uitvoer te kunnen leggen.
Het hof merkt nog op dat tot de bijzondere voorwaarden niet behoort dat de verdachte (kortweg) kortstondig klinisch kan worden opgenomen indien de reclassering of forensische zorginstelling dit noodzakelijk vindt. Mocht op enig moment de noodzaak daartoe wel worden gevoeld, dan kan dit hof door tussenkomst van de advocaat-generaal worden gevraagd alsnog een dergelijke klinische opname als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke strafdeel te verbinden (art. 14f, tweede lid, Sr).
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 juli 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de tenuitvoerlegging wordt gelast, met dien verstande dat de opgelegde gevangenisstraf wordt omgezet in een taakstraf van 24 uur.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, namelijk de feiten waarvoor hij bij onderhavig arrest wordt veroordeeld. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet daartoe ook aanleiding.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
112 (honderdtwaalf) dagen.
Bepaaltdat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de verdachte gedurende de proeftijd:
- of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd:
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde verplicht is zich de dag na het onherroepelijk worden van dit arrest te melden bij Inforsa Reclassering op het adres Flierbosdreef 23 te Amsterdam Zuidoost, en vervolgens gedurende de volledige proeftijd te melden bij de reclassering, zo frequent en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van Mentrum JOT, FAZ Inforsa en/of I-spy, of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, teneinde zich te laten diagnosticeren en behandelen voor alcoholverslaving en psychische problematiek.
Stelt voorts als
bijzondere voorwaardedat de verdachte medewerking verleent aan urinecontroles indien en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelastde tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 juli 2014 (parketnummer 13-684641-14), te weten van een gevangenisstraf voor de duur van 12 dagen, te vervangen door:
een
taakstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. P. Greve en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. M.E. Olthof, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 augustus 2016.
=========================================================================
[....]
.