ECLI:NL:GHAMS:2016:3164

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2016
Publicatiedatum
3 augustus 2016
Zaaknummer
23-000854-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep overval op Albert Heijn in Amsterdam met bedreiging en geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2016. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, was beschuldigd van een gewapende overval op een Albert Heijn-supermarkt in Amsterdam op 3 augustus 2015. Tijdens de overval droeg de verdachte een vermomming en bedreigde hij medewerkers met een (niet geladen) pistool. De tenlastelegging omvatte onder andere het betreden van de supermarkt met een vuurwapen, het dreigen met geweld tegen de medewerkers, en het eisen van geld en goederen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 33 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor de proeftijd. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers, en de spijtbetuiging van de verdachte. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een lange gevangenisstraf gezien de premeditatie van de overval en de traumatische gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

parketnummer: 23-000854-16
datum uitspraak: 1 augustus 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2016 in de strafzaak onder de parketnummers
13-665398-15 en 23-005600-13 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 augustus 2015 in de gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen, in elk geval van enig geldbedrag en/of goed, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt Albert Heijn (filiaal [adres 1]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en / of te doen vergezellen en / of te doen volgen van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, in elk geval van enig geldbedrag en/of goed, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt Albert Heijn (filiaal [adres 1]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- voorzien van (ondermeer) een pet en/of een (grote) bril en/of een pistool, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend vuurwapen, de supermarkt heeft/hebben betreden en/of
- dat pistool, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, meermalen op/in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd/geroepen: "Wacht maar even, volg mij maar." en/of "Wacht hier maar even.", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gesommeerd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) naar de kluisruimte is/zijn gelopen en de deur van die kluisruimte heeft/hebben opengetrokken en/of
- ( vervolgens) dat pistool, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/in de richting van de borst van die [slachtoffer 1], in ieder geval op het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet/gericht en/of gezet/gericht gehouden, terwijl zij zich in de (afgesloten) kluisruimte bevond en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen: "Dit is een overval, maak open!", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dat pistool, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben doorgeladen en/of (vervolgens) op het hoofd van die [slachtoffer 1], in ieder geval op het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of gezet gehouden en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen "Ik schiet je dood! Maak die kluis open! Ik schiet je dood!", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Geldigheid van de dagvaarding

Gelijk de rechtbank, en overeenkomstig het verzoek van de advocaat-generaal, begrijpt het hof de tenlastelegging aldus dat onder de verscheidene gedachtestreepjes de feitelijke gedragingen zijn opgenomen waaruit het ten laste gelegde (kortweg) medeplegen van diefstal met geweld en medeplegen van afpersing volgens de steller van de tenlastelegging bestond.
De verdediging heeft zich, ook na het verzoek van de advocaat-generaal, ter terechtzitting tegen een dergelijke lezing van de tenlastelegging niet verzet.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof, mede door de in hoger beroep gewijzigde proceshouding van de verdachte, een andere bewijsconstructie zal hanteren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 augustus 2015 in de gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, toebehorende aan supermarkt Albert Heijn (filiaal [adres 1]) en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld toebehorende aan supermarkt Albert Heijn (filiaal [adres 1]),
- voorzien van een pet en een bril en een pistool, de supermarkt heeft betreden en
- dat pistool meermalen op [slachtoffer 2] heeft gericht en
- dreigend tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Wacht maar even, volg mij maar" en "Wacht hier maar even" en
- dreigend [slachtoffer 2] heeft gesommeerd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en
- vervolgens naar de kluisruimte is gelopen en de deur van die kluisruimte heeft opengetrokken en
- vervolgens dat pistool op de borst van [slachtoffer 1] heeft gezet die zich in de kluisruimte bevond en
- tegen [slachtoffer 1] heeft geroepen: "Dit is een overval, maak open!" en
- dat pistool heeft doorgeladen en vervolgens op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft gezet en
- tegen [slachtoffer 1] heeft geroepen "Ik schiet je dood! Maak die kluis open! Ik schiet je dood!".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van
poging tot diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en
poging tot afpersing.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van de tijd de verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. Daarbij heeft de advocaat-generaal gevraagd bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel te verbinden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft de Albert Heijn aan de [adres 1] te Amsterdam overvallen. Hij is met een vermomming en een (niet geladen) pistool de ruimtes achter het (voor het publiek toegankelijke) winkelgedeelte ingegaan. Daar is hij eerst de Albert Heijn-medewerker de heer [slachtoffer 2] tegengekomen, die hij onder bedreiging van het pistool heeft gedwongen met hem mee te lopen en op zijn knieën te gaan zitten. Toen hij zijn kans schoon zag, is de verdachte vervolgens achter de medewerkster mevrouw [slachtoffer 1] aan de kluisruimte ingelopen. Daar heeft zich een voor [slachtoffer 1] zeer angstaanjagende gebeurtenis afgespeeld. Zij werd in de kleine kluisruimte plotseling geconfronteerd met een overvaller die riep dat hij haar zou doodschieten. De verdachte heeft daarbij het pistool op haar borst gezet en daarna doorgeladen en op haar hoofd gezet. Het is goed voor te stellen dat deze gebeurtenissen voor zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] zeer traumatisch zijn geweest en hun nog lang zullen bijblijven. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij voor wat financieel gewin, compleet voorbij is gegaan aan de impact die een dergelijke overval op de slachtoffers heeft.
Daarbij komt dat de overval niet in een opwelling plaatsvond. Het plan was ruim van tevoren gesmeed. De verdachte heeft van een vriend informatie gekregen over de wijze van gebruik van de ruimtes in de kelder van de Albert Heijn en de beste manier om deze onopvallend te betreden, en van hem een wapen geleend. Buiten de Albert Heijn stond een vriend met een (gestolen) vluchtscooter op de verdachte te wachten. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij nog over het plegen van de overval heeft gepiekerd. Het behoeft geen betoog dat de keuze om de overval uiteindelijk toch te plegen de andere kant had moeten opvallen.
Voorts betrekt het hof het volgende bij zijn overwegingen. De verdachte heeft op de zitting in hoger beroep bekend dat hij de overval heeft gepleegd. Naar zijn zeggen heeft hij bij de rechtbank onder ogen gezien wat hij het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft aangedaan en heeft hij toen berouw gekregen. Hoewel volgens de verdachte hij het bij de rechtbank nog niet durfde om spijt te betuigen, heeft hij voor zover het hof kan nagaan in hoger beroep wel openheid van zaken gegeven. Hij heeft onder andere verklaard dat hij het feit heeft gepleegd omdat hij zijn dure levensstijl niet meer kon bekostigen. De verdachte lijkt oprecht in zijn spijtbetuiging richting de slachtoffers en het hof zal dit meewegen bij de strafoplegging.
Echter, gezien de ernst van de feiten kan naar het oordeel van het hof niet anders dan een lange gevangenisstraf volgen. Het gedeelte van die gevangenisstraf dat de verdachte in ieder geval moet uitzitten kan, naar het oordeel van het hof, op grond van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting zijn gebleken, iets minder lang zijn dan het geval was bij de straf die de rechtbank had opgelegd, maar is nog steeds aanzienlijk. Daarnaast blijft de verdachte gedurende een proeftijd van twee jaar nog een voorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar boven het hoofd hangen. Als hij zich niet houdt aan de voorwaarden die het hof in dit arrest aan die voorwaardelijke straf verbindt, kan het Openbaar Ministerie aan dit hof vragen die straf alsnog ten uitvoer te kunnen leggen.
Die voorwaarden zijn er mede op gericht te voorkomen dat de verdachte opnieuw de fout ingaat. Bij het bepalen van de voorwaarden heeft het hof zich mede gebaseerd op het advies van reclassering van 20 mei 2016 dat gedurende de procedure in hoger beroep tot stand is gekomen. Het in dat advies omschreven traject dat de reclassering met de verdachte wil aangaan is, vooral wat betreft het vinden van goede dagbesteding, op de zitting in hoger beroep gesteund door een politiemedewerker die is betrokken bij de Top 600-aanpak. Ook mag de verdachte zich tijdens de proeftijd niet in de omgeving van de betreffende Albert Heijn begeven.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 55, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 13 maart 2014 opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 60 uur subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, te weten de feiten waarvoor hij bij dit arrest wordt veroordeeld. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
33 (drieëndertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de verdachte gedurende de proeftijd:
- of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen,
- dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd:
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Reclassering Amsterdam, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit GI-RN Cognitieve Vaardigheden, aangeboden door een instelling door de reclassering te bepalen, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens die instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich, indien de reclassering zulks noodzakelijk acht, gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een de forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling door de reclassering te bepalen, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden binnen een straal van 100 meter van de [adres 1] en de [adres 2] te Amsterdam, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter controle op de nakoming van deze bijzondere voorwaarde.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd op tijdstippen als door de reclassering vast te stellen verplicht is aanwezig te zijn op de [adres 3] te Amsterdam (het woonadres van zijn ouders), althans een soortgelijke locatie door de reclassering vast te stellen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Daarbij heeft de veroordeelde in ieder geval op de zaterdagen en zondagen vier uur per dag vrij te besteden, en indien de veroordeelde geen dagbesteding heeft, op doordeweekse dagen twee uur. Het hof verbindt daaraan dat de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter controle op de nakoming van deze bijzondere voorwaarde.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zal meewerken aan een screening door de GGD Amsterdam, op tijdstippen door de reclassering te bepalen.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd, op aanwijzingen van de reclassering zal meewerken aan het vinden en behouden van een structurele dagbesteding, ook indien dit bestaat uit deelname aan het werktraject Zeehoeve.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelastde tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 13 maart 2014 (parketnummer 23-005600-13) te weten van
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
30 (dertig) dagen vervangende jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. A.M. van Amsterdam en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. M.E. Olthof, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 augustus 2016.
=========================================================================
[....]