Uitspraak
parketnummer: 23-000475-16
datum uitspraak: 12 september 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 januari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-234274-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
Verblijfadres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 augustus 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de gemachtigde raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 november 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere broodjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn (vestiging: aankomstpassage), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.
Gevoerd verweer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte de intentie had om de goederen bij de kassa af te rekenen, maar dat de verdachte staande is gehouden voordat hij de broodjes kon afrekenen. Daarbij is van belang dat het door de constructie / situering van de winkel niet goed duidelijk is welk deel nog winkel is en welk deel onder de publieke ruimte valt. Er is geen sprake van een uitvoeringshandeling van diefstal, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Verbalisant [verbalisant] heeft op de camerabeelden gezien dat de verdachte twee broodjes in zijn eigen plastic tas heeft gedaan. Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat hij op de beelden heeft waargenomen dat de verdachte schichtig om zich heen kijkt, de broodjes pakt, vervolgens met zijn rug naar een Albert Heijn medewerker gaat staan en dan de broodjes in zijn plastic tas stopt. De getuige [getuige] heeft verklaard dat hij, nadat de verdachte staande was gehouden, heeft gezien dat de verdachte twee broodjes uit de tas heeft gehaald die hij bij zich droeg. Aangever herkent deze broodjes als zijnde afkomstig uit de Albert Heijn, gevestigd aan de Aankomstpassage 47 te Schiphol. De verdachte heeft – door de goederen in zijn plastic tas te stoppen – deze aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken. Naar de uiterlijke verschijningsvorm van de wegnemingshandeling, zoals hiervoor beschreven, was het opzet van de verdachte hierop ook gericht. Het is niet aannemelijk geworden dat de verdachte met de bedoeling de door hem gekozen goederen bij de kassa te betalen, in zijn plastic tas heeft gestopt. Reeds omdat de diefstal met de omschreven wegnemingshandelingen in de winkel voltooid was, gaat het door de verdediging gevoerde verweer niet op.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 november 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen broodjes, toebehorend aan de Albert Heijn vestiging Aankomstpassage.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft door een winkeldiefstal te plegen, overlast bezorgd. Dergelijke feiten veroorzaken naast schade ook veel hinder voor de gedupeerde bedrijven. Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 augustus 2016 is hij eerder ter zake van winkeldiefstal onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
14 dagen hechtenis.
taakstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
14 dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 september 2016.
Mrs. A.M.P. Geelhoed en T. de Bont zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.