ECLI:NL:GHAMS:2016:3979

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2016
Publicatiedatum
5 oktober 2016
Zaaknummer
23-005429-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van mensenhandel wegens gebrek aan objectief bewijs

Op 5 oktober 2016 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft beschuldigingen van mensenhandel, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd een ander, [aangever], te werven en uit te buiten. De tenlastelegging omvatte onder andere het verschaffen van onderdak, het laten verrichten van (zwaar) werk zonder een eerlijk salaris, en het dreigen met terugsturing naar Marokko. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van eerdere zittingen en de verklaringen van de betrokken partijen. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van twintig maanden geëist, maar het hof oordeelde dat de verklaringen van [aangever] niet voldoende objectief bewijs boden om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van [aangever] inconsistent waren en niet ondersteund door ander bewijs. Hierdoor kon niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

parketnummer: 23-005429-13
datum uitspraak: 5 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 december 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-520059-09 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1968] ,
[adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 augustus 2015 en 21 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg op 1 november 2013 door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
onder 1:hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 juli 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, een ander te weten [aangever] (geboren te [geboorteplaats] op [1984] )
door dwang en/of geweld en/ of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of door dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [aangever] ,
en/of
die [aangever] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
en/of
onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangever] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [aangever]
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of die dreiging met geweld en/of die dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of die afpersing en/of die fraude en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie en/of dat werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen en/of dat dwingen en/of bewegen en/of dat handelingen ondernemen en/of dat voordeel trekken hierin dat hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met één of meer van zijn mededader(s)
(terwijl hij, verdachte, en/of zijn één of meer van zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangever] zonder geldige verblijfstitel in Nederland verbleef en/of de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig was en/of geen (sociaal) netwerk had om op terug te vallen en/of geen relevante schoolopleiding had en/of niet kon beschikken over zelfstandige woonruimte en/of een legaal inkomen en/of in Nederland geen tot weinig andere bestaansmogelijkheden had dan het werk en/of de huisvesting van verdachte en/of zijn mededader(s) te aanvaarden)
- die [aangever] onderdak heeft verschaft en/of onderdak voor die [aangever] heeft geregeld (bij zijn, verdachtes, ouders en/of bij zijn, verdachtes, zuster) en/of
- die [aangever] (tot 6 dagen per week) (zwaar) werk heeft laten verrichten in de winkel in kledingstoffen en textiel en/of marktkraam van verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) en/of goederen heeft laten laden en/of lossen en/of
- die [aangever] geen of een (zeer) laag salaris heeft betaald en/of
- tegen die [aangever] gezegd heeft dat hij terug zal worden gestuurd naar Marokko als hij naar de politie zou gaan en/of
- die [aangever] heeft gezegd dat hij zal worden aangegeven bij de politie indien hij aangaf te willen stoppen met het werk en/of
- het paspoort van die [aangever] onder zich heeft/hebben gehouden en/of
- er voor zorg heeft/hebben gedragen dat die [aangever] niet vrijelijk kon beschikken over een eigen inkomen.
onder 2:
hij in of omstreeks de periode van 9 december 1998 tot en met 31 december 2004 te Marokko en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten [aangever] , (geboren te [geboorteplaats] op [1984] ) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en/of van verblijf in Nederland, of enige staat die gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s)
- die [aangever] met gebruikmaking van het paspoort van de zoon van verdachtes broer vanuit Marokko naar Nederland vervoerd en/of
- die [aangever] in Amsterdam, althans in Nederland onderdak verschaft en/of onderdak doen verschaffen door en/of bij verdachtes ouders en/of verdachtes zuster,
bestaande het winstbejag hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) [aangever] tegen geen,
althans onredelijk geringe betaling in zijn/hun winkel in kledingstoffen en textiel en/of marktkraam wilde(n) en/of heeft/hebben doen werken, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 juli 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten [aangever] , (geboren te [geboorteplaats] op [1984] ) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, (zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad), of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [aangever] met gebruikmaking van het paspoort van de zoon van verdachtes broer vanuit Marokko naar Nederland vervoerd en/of
- die [aangever] in Amsterdam, althans in Nederland onderdak verschaft en/of onderdak doen verschaffen door en/of bij verdachtes ouders en/of verdachtes zuster,
bestaande het winstbejag hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) [aangever] tegen geen, althans onredelijk geringe betaling in zijn/hun winkel in kledingstoffen en textiel en/of marktkraam wilde(n) en/of heeft/hebben doen werken
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was;
onder 3:hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 1999 tot en met 1 juli 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten [aangever] , (geboren te [geboorteplaats] op [1984] ), die zich wederrechtelijk toegang tot en/of verblijf in Nederland had verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid heeft doen verrichten, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat die toegang en/of dat verblijf wederrechtelijk was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden met aftrek van de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij toewijst tot een bedrag van € 39.664,00 vermeerderd met de wettelijke rente en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaart in de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft aangevoerd dat de [aangever] een valse aangifte tegen de verdachte heeft gedaan en dat de verklaringen van [aangever] ook overigens onbetrouwbaar zijn en daarom niet tot het bewijs kunnen worden gebruikt. |Bovendien heeft [aangever] na de veroordeling van de verdachte door de rechtbank bij vonnis van 3 december 2013 middels schriftelijke verklaringen als ook bij een tweetal verhoren (in 2014 en 2016) ten overstaan van de raadsheer-commissaris verklaard dat zijn aangifte op essentiële onderdelen onjuist was. [aangever] latere verklaringen vinden bovendien steun in de verklaring van zijn moeder [F.L.] bij de raadsheer-commissaris op 10 januari 2016. Daarbij komt dat [aangever] er destijds ook belang bij had om valse aangifte tegen de verdachte en diens broer te doen gelet op de tussen [aangever] en de familie [van verdachte] gerezen problemen en ruzies en mede gelet op het belang van [aangever] bij het verkrijgen van een verblijfsvergunning, welke vergunning hem ook daadwerkelijk is verstrekt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Met betrekking tot de verklaringen van [aangever] heeft het hof de vraag te beantwoorden of en zo ja, in hoeverre deze verklaringen als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt, zulks te meer nu de verdachte iedere betrokkenheid bij de feiten, waarover [aangever] ten aanzien van hem heeft verklaard, ontkent en bestrijdt dat hetgeen in die verklaringen over hem is gezegd juist is en de verdediging de betrouwbaarheid van die verklaringen ook gemotiveerd in twijfel heeft getrokken.
Ter beoordeling van de betrouwbaarheid van een afgelegde verklaring staan in het algemeen diverse wegen open. Zo kan worden gekeken of hetgeen met betrekking tot een bepaalde verdachte of overigens is verklaard overeenkomt met of steun vindt in - zo te noemen - objectieve feitelijke gegevens, of de betreffende verklaring ‘uit zichzelf’ (dat wil zeggen, zonder wetenschap vooraf van hetgeen uit het onderzoek reeds naar voren is gekomen) is afgelegd, of de verklaring op andere onderdelen steeds consistent is en of onderdelen van de verklaring zich verdragen met andere in het onderzoek naar voren gekomen gegevens. Daarnaast kan de ouderdom en de complexiteit van de feiten, waarover is verklaard, bij de beoordeling een rol spelen, evenals een mogelijk motief voor het afleggen van de verklaring. Dat de betreffende verklaringen door [aangever] (mede) zouden zijn afgelegd uit wraak dan wel in de verwachting hierdoor een verblijfsvergunning te verkrijgen, maakt dit niet anders. Dit aspect speelt immers in het beoordelingskader reeds een rol en dient te worden bezien en gewogen in samenhang met de overige aanknopingspunten voor de toetsing van de betrouwbaarheid.

Vrijspraak

Het hof stelt vast dat [aangever] - voor zover hier van belang en kort samengevat - heeft verklaard dat hij, nadat hij in september 1999 op 14-jarige leeftijd door zijn oom [H.L.] op het paspoort van een neefje naar Nederland was gebracht, ongeveer twee jaar bij zijn oom [H.L.] heeft gewoond (het hof begrijpt in elk geval tot september 2001), korte tijd bij [verdachte] (de verdachte) en vervolgens jarenlang bij zijn opa en oma. Hij werkte gedurende al die tijd voor [H.L.] . Daarnaast verrichtte [aangever] ook allerhande klusjes, zoals het laden en lossen van goederen, voor de verdachte op diens verzoek in de (late) avonduren na afloop van het werk voor [H.L.] . Dergelijke werkzaamheden verrichtte [aangever] voor de verdachte vanaf zijn aankomst in Nederland. Echter, vanaf 2005 had [aangever] gedurende zo’n anderhalf jaar geen contact meer met de verdachte, naar zeggen van [aangever] omdat de verdachte hem zat was. Pas rond 2008 is [aangever] weer met de verdachte in contact gekomen, maar op dat moment was [aangever] reeds gestopt met het werken voor de broer van de verdachte en was hij elders op de markt met een vriend voor zichzelf begonnen.
Voor zover uit die verklaringen van [aangever] al valt af te leiden dat de verdachte betrokken is geweest bij het verschaffen van (illegale) toegang tot en/of verblijf in Nederland gericht op de uitbuiting van [aangever] , dan wel bij de uitbuiting zelf, een en ander zoals onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd, wordt dit niet door enig ander objectief bewijsmiddel ondersteund.
De marktmeesters [1] en [2] - wat er ook zij van hun verklaringen - hebben niets relevants omtrent de verdachte verklaard. Voor zover andere getuigen al hebben verklaard dat [aangever] voor zijn ooms, en dus ook voor de verdachte, had gewerkt, kunnen deze verklaringen niet als objectief steunbewijs worden aangemerkt. Nog daargelaten dat deze verklaringen niets specifieks inhouden omtrent de rol van de verdachte en de periode waarin een ander heeft plaatsgevonden, hebben zij aangegeven hun wetenschap van [aangever] zelf te hebben verkregen. Ook overigens hebben zij niets over de verdachte verklaard, dat in deze strafzaak relevant kan zijn.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel - anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank - dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding voor een bedrag van € 96.316,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 50.828,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [aangever]
Verklaart de benadeelde partij [aangever] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 oktober 2016.
Mr. Lolkema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.