ECLI:NL:GHAMS:2016:3994

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2016
Publicatiedatum
7 oktober 2016
Zaaknummer
23-005087-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van portemonnees met bewijsverweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 december 2015. De verdachte, geboren in 1972 en thans gedetineerd in PI Flevoland, was beschuldigd van diefstal van portemonnees van het winkelbedrijf Esprit outlet op 2 december 2015 te Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 september 2016 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat de verdachte niet het oogmerk had om de portemonnees wederrechtelijk toe te eigenen, maar deze slechts aan zijn vriendin wilde laten zien. Het hof heeft echter het bewijs van de diefstal als overtuigend beschouwd, onderbouwd door camerabeelden waarop te zien is dat de verdachte de portemonnees in zijn tas stopte terwijl hij deed alsof hij aan het telefoneren was. Het hof heeft het verweer van de raadsvrouw verworpen en geoordeeld dat de verdachte op het moment van de handeling het oogmerk had om de portemonnees wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 23-005087-15
datum uitspraak: 22 september 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-703396-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Flevoland – Huis van Bewaring Almere Binnen te Almere.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer portemonnees, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Esprit outlet, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat de verdachte ontkent en de politierechter de bewijsmiddelen niet heeft uitgewerkt.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de verdachte niet het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening van de portemonnees had, nu hij deze slechts aan zijn vriendin die buiten stond wilde laten zien. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hieromtrent het volgende.
Verbalisant [verbalisant] heeft op de camerabeelden van de winkel gezien dat de verdachte zijn linkerhand bij zijn rechteroor deed alsof hij stond te telefoneren. De verdachte opende zijn tas en deed daar iets in. De verdachte liep vervolgens verder en stopte daarbij weer zijn rechtervinger in zijn rechteroor. De verdachte liep in de richting van de uitgang van de winkel, sprak kort met een winkelmedewerkster en een klant die hij tegenkwam en liep vervolgens verder naar de uitgang van de winkel. Hier werd hij door een beveiligingsmedewerker aangesproken. De verdachte bleek drie gelijksoortige portemonnees in zijn tas te hebben.
Naar het oordeel van het hof volgt uit de handelwijze van de verdachte, namelijk het stoppen van drie gelijksoortige portemonnees in zijn eigen tas, het doen alsof hij telefoneert en vervolgens het vrij direct naar de uitgang lopen, dat de verdachte op het moment dat hij de portemonnees pakte het oogmerk had zich deze wederrechtelijk toe te eigenen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw nog opgemerkt dat de verdachte de portemonnees in zijn tas heeft gedaan omdat er geen mandjes aanwezig waren. Het hof heeft echter op de foto’s in het dossier kunnen zien dat in de winkel wel een rijtje winkelwagentjes zichtbaar is.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 december 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen portemonnees toebehorende aan winkelbedrijf Esprit outlet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hij heeft door zo te handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het winkelbedrijf. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat naast materiële schade ook overlast veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 augustus 2016 is hij eerder voor vermogensdelicten, waaronder diefstal, onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W. Moors, mr. F.M.D. Aardema, en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 september 2016.
De jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[......]
.