ECLI:NL:GHAMS:2016:3996

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2016
Publicatiedatum
7 oktober 2016
Zaaknummer
23-004865-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bedreiging en vernieling

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 december 2015. De verdachte, geboren in 1979, werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling en vernieling. De tenlastelegging omvatte het bedreigen van [slachtoffer 1] met metalen voorwerpen en het vernielen van goederen toebehorende aan [slachtoffer 2]. Tijdens de zitting op 8 september 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 september 2015 in Amsterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd en een fiets en schoorsteen van [slachtoffer 2] heeft vernield. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van 30 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, die blijk gaf van een positieve verandering in zijn leven. Het hof heeft de verdachte de kans geboden om een taakstraf uit te voeren, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

parketnummer: 23-004865-15
datum uitspraak: 22 september 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 december 2015 in de strafzaak onder de parketnummers 13-194295-15 en 16-661539-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 24 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een of meer metalen tegel(s) en/of een of meer bakste(e)n(en) en/of een of meer fietswiel(en) in elk geval een of meer goed(eren) richting voornoemde [slachtoffer 1] gegooid/geworpen;
2:
hij op of omstreeks 24 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een deurklink en/of een fiets en/of een of meer wiel(en) en/of een of meer schoorste(e)n(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 24 september 2015 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend metalen tegels en een baksteen en een fietswiel richting voornoemde [slachtoffer 1] gegooid;
2:
hij op 24 september 2015 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een fiets en een schoorsteen, toebehorende aan [slachtoffer 2] heeft vernield.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken met aftrek.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft, met verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 juni 2016 met onder meer parketnummer 23-002815-15, verzocht aan de verdachte een taakstraf op te leggen. Het hof heeft de verdachte in eerdergenoemde zaak de kans geboden een taakstraf uit te voeren. Een dergelijk straf kan enige structuur in zijn leven brengen en de verdachte helpen om een positieve verandering in zijn leven te bewerkstelligen. Een gevangenisstraf in de onderhavige zaak zou deze kans teniet doen, aldus de raadsman.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op agressieve wijze potentieel gevaarlijke voorwerpen als tegels, een baksteen en een fietswiel in de richting van [slachtoffer 1] gegooid. Met dit gedrag heeft hij duidelijk een grens overschreden en een voor het slachtoffer bedreigende, angstige situatie geschapen.
Daarnaast heeft de verdachte een fiets en een schoorsteen vernield. Hierdoor heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendom van een ander en de benadeelde schade en overlast berokkend.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 augustus 2016 is hij eerder voor strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheid dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van misrijven kan in beginsel een -door de advocaat generaal gevorderde en door de rechtbank opgelegde- geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden worden geacht.
Het lijkt er echter op dat de verdachte, voorzichtig, is begonnen een wending ten goede aan zijn leven te geven. Bevestiging hiervoor kan worden gevonden in de omstandigheid dat hij niet meer voor feiten met een pleegdatum na 24 september 2015 met politie en justitie in aanraking is gekomen. Het hof zal de verdachte daarom in lijn met drie recente uitspraken van dit hof van 6 juni 2016 (waarbij, zoals blijkt uit bovengenoemd uittreksel Justitiële Documentatie, een taakstraf is opgelegd) de kans bieden een taakstraf te verrichten. Aldus wordt hem de gelegenheid geboden enige structuur in zijn leven aan te brengen en de ingezette lijn voor te zetten.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 26 augustus 2014 (parketnummer 16-661539-14) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.
Deze vordering, die is afgewezen bij het bovenvermelde vonnis van de politierechter van 3 december 2015 op de grond dat de tenuitvoerlegging van deze straf in een andere zaak aan de orde zou komen, is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op de gronden als hiervoor aangegeven acht het hof, met de politierechter en evenals de advocaat-generaal, termen aanwezig de vordering af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 26 augustus 2014, parketnummer 16-661539-14, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. J.W. Moors en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 september 2016.
De jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[......]
.