ECLI:NL:GHAMS:2016:3997

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2016
Publicatiedatum
7 oktober 2016
Zaaknummer
23-004915-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal uit auto met afwijzing verzoek toepassing artikel 9a Sr

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 april 2015. De verdachte, geboren in Polen in 1973, was beschuldigd van diefstal uit een auto, waarbij hij op of omstreeks 7 december 2014 in Amsterdam een Tom-tom en een paspoort heeft weggenomen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam dan de rechtbank. Het hof oordeelde dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij zich toegang tot de auto had verschaft door middel van braak of verbreking, en sprak hem vrij van dat onderdeel van de tenlastelegging.

Het hof achtte echter wel bewezen dat de verdachte de diefstal had gepleegd. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, waarvan 45 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof weegt hierbij de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de eerdere veroordeling van de verdachte voor een vermogensdelict. Het hof concludeert dat de verdachte blijk heeft gegeven van een gebrek aan respect voor andermans eigendommen, en dat het stelen van een paspoort gevoelige persoonlijke gegevens in handen van onbevoegden kan brengen. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van het opleggen van een straf.

Uitspraak

parketnummer: 23-004915-15
datum uitspraak: 22 september 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 april 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-272118-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1973,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 8 september 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 december 2014 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (personen)auto (gekentekend [kenteken]) heeft weggenomen een een Tom-tom en/of een paspoort (ten name gesteld van [slachtoffer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn, verdachtes bereik heeft gebracht door een portier te verbreken en/of te forceren, althans door middel van braak en/of verbreking van die (personen)auto.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Braak/verbreking niet bewezen

Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte zich de toegang tot de auto waaruit hij goederen heeft weggenomen heeft verschaft door middel van braak/verbreking. De verdachte zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 december 2014 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (gekentekend [kenteken]) heeft weggenomen een Tom-tom en een paspoort (ten name gesteld van [slachtoffer]), toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot 90 uren taakstraf, subsidiair 45 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot 90 uren taakstraf, waarvan 45 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal uit een auto. Hij heeft hiermee blijk gegeven van een gebrek aan respect voor andermans eigendommen en de eigenaar van de betreffende goederen overlast bezorgd.
Daar komt nog bij dat door het stelen van een paspoort gevoelige persoonlijke gegevens oncontroleerbaar in handen van een daartoe onbevoegde persoon komen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 augustus 2016 is hij eerder voor een vermogensdelict onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
In het voorgaande ligt besloten dat het hof in hetgeen door de raadsman is aangevoerd geen aanleiding ziet met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht af te zien van het opleggen van een straf of maatregel. Daartoe is met name redengevend de ernst van het feit. Ook een geheel voorwaardelijke straf als door de raadsman voorgesteld, doet geen recht aan de ernst van het feit, bezien in het licht van de omstandigheid dat de verdachte onherroepelijk is veroordeeld voor schuldwitwassen in 2009.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. J.W. Moors en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 september 2016.
De jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[.......]
.