ECLI:NL:GHAMS:2016:4135

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2016
Publicatiedatum
14 oktober 2016
Zaaknummer
R 001696-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 89 Sv na vrijheidsbeneming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, geboren op 11 maart 1949 te Arnhem, heeft een schadevergoeding aangevraagd van de Staat voor schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van zijn vrijheidsbeneming in de strafzaak met parketnummer 23-002393-13. De verzoeker heeft een totaalbedrag van € 696.843,25 opgegeven, bestaande uit kosten voor verblijf op het politiebureau en gederfde inkomsten over de jaren 2012 tot en met 2015.

Tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift op 16 september 2016 heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot gedeeltelijke afwijzing van het verzoek, omdat er geen rechtstreeks causaal verband zou bestaan tussen de vrijheidsbeneming en de door de verzoeker gestelde vermogensschade. Het hof heeft vastgesteld dat het verzoekschrift tijdig is ingediend en dat de verzoeker op 20 maart 2012 in verzekering is gesteld op verdenking van overtredingen van het Wetboek van Strafrecht. De voorlopige hechtenis is op 23 maart 2012 onder voorwaarden geschorst en de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.

Het hof heeft geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om een vergoeding van € 315,00 toe te kennen voor de drie dagen verblijf op het politiebureau, maar heeft het verzoek om vergoeding van gederfde inkomsten afgewezen. Het hof oordeelde dat het verzoek niet voor toekenning in aanmerking komt, omdat het causaal verband tussen de vrijheidsbeneming en de gederfde inkomsten niet is aangetoond. De procedure op basis van artikel 89 Sv is niet bedoeld voor schade die voortvloeit uit de wijze van optreden van het Openbaar Ministerie. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, waarbij de voorzitter en de griffier de beschikking hebben ondertekend.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: 001696-15 / (89 Sv)
Parketnummer in hoger beroep: 23-002393-13
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verdachte],
geboren te Arnhem op 11 maart 1949,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. [naam 1],
[adres].

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, ter zake van schade die de verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer, welke schade als volgt is gespecificeerd:
- 3 dagen verblijf op het politiebureau (ad € 210,00 per dag) € 630,00
- gederfde inkomsten over de volgende jaren: 2012 € 57.745,43
2013 € 232.144,60
2014 € 179.732,72
2015 € 226.590,50
Totaal € 696.213,25 € 696.213,25
Totaal € 696.843,25

2.Procesverloop

Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op
16 september 2016 de advocaat-generaal, de verzoeker en diens advocaat ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke afwijzing van het verzoek, nu er geen rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de vrijheidsbeneming van de verzoeker en de door hem gestelde vermogensschade (gederfde inkomsten) ten bedrage van € 696.213,25. Het verzoek ten aanzien van 3 dagen verblijf op het politiebureau kan worden toegewezen tot het bedrag van € 315,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
De verzoeker is op 20 maart 2012 in verzekering gesteld op verdenking van - kort gezegd - overtreding van de artikelen 45 en 47 juncto 157 van het Wetboek van Strafrecht. Het bevel tot inbewaringstelling van de verzoeker is van 23 maart 2012. Bij beschikking van de rechter-commissaris van 23 maart 2012 is de voorlopige hechtenis van de verzoeker met ingang van 23 maart 2012 onder voorwaarden geschorst.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het op
17 augustus 2015 op tegenspraak gewezen arrest in die strafzaak is inmiddels onherroepelijk geworden.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door de verzoeker ondergane drie dagen verzekering op het politiebureau tot het bedrag van € 315,00 (€ 105,00 per dag). Het hof acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een hogere vergoeding dan de forfaitaire vergoeding.
Het hof wijst af het (voorwaardelijke) verzoek van de advocaat van de verzoeker om in het geval het hof zich onvoldoende voorgelicht acht het onderzoek in raadkamer te heropenen, teneinde de verzoeker en diens advocaat in de gelegenheid te stellen het verzoek schriftelijk aan te vullen, daar het zich voldoende voorgelicht acht.
Het hof is van oordeel dat de door de verzoeker verzochte vergoeding met betrekking tot de gederfde inkomsten over de jaren 2012 tot en met 2015 niet voor toekenning in aanmerking komt, aangezien het rechtstreeks causaal verband tussen de door de verzoeker ondergane verzekering en deze gederfde inkomsten niet is komen vast te staan, temeer daar de verzoeker in raadkamer onder meer heeft opgemerkt dat het verlies aan opdrachten en daarmee inkomsten in de jaren na zijn aanhouding en inverzekeringstelling met name zijn veroorzaakt door de houding en het optreden van officier van justitie mr. [naam 2] in de media. De procedure ex artikel 89 Sv is echter niet bedoeld voor kennelijke gevolgschade ten gevolge van de wijze van optreden van het Openbaar Ministerie in een bepaalde strafzaak. Het hof zal dit deel van het verzoek dan ook afwijzen.

4.Beslissing

Het hof:
Kent ten laste van de Staat aan de verzoeker een vergoeding toe van
€ 315,00 (driehonderdvijftien euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. J.L. Bruinsma, M. Iedema en M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. D. Zeiss als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van
14 oktober 2016.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking voor een bedrag
€ 315,00 (driehonderdvijftien euro), te betalen ten laste van de Staat aan de verzoeker voornoemd door overmaking van bovenstaand bedrag op bankrekeningnummer [........].
Amsterdam, 14 oktober 2016.
Mr. J.L. Bruinsma, voorzitter.