In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van diefstal uit een woning, gepleegd op 9 februari 2016 te Diemen, samen met een ander. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een tas en een horloge, toebehorend aan de aangeefster. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader op het tijdstip van de diefstal samen zijn gezien en dat de verdachte kort na de diefstal is aangetroffen in de auto die aan zijn vader toebehoorde. De verdachte werd herkend door getuigen en zijn kleding vertoonde sporen die duiden op zijn betrokkenheid bij de diefstal. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, evenals met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten.