valsheid –inhoudelijk oordeel
Het eerste element, het ontbreken van de valsheid zelf, leent zich naar zijn aard in beginsel niet voor bewijs door getuigen. [appellant] heeft ook niet betoogd dat dat in dit geval anders zou zijn. Het hof zal zich daarover zelf een oordeel vormen aan de hand van voormeld bewijsmateriaal.
De onderzochte dubieuze zegels zijn de zegels die in het strafrechtelijk onderzoek in beslaggenomen zijn, ten dele nadat zij eerder in civielrechtelijk bewijsbeslag waren genomen. Het betreft zegels die zijn aangetroffen in december 2011, meer in het bijzonder bij de hierna te noemen gelegenheden. Op 9 december 2011 heeft PostNL op het adres [adres 1] een proefaankoop gedaan. PostNL heeft in het sorteercentrum op 7 tot en met 16 december 2011 diverse zendingen gecontroleerd die werden verzonden vanuit, onder andere, het adres van de website van Vago/Verzendpro. In deze periode zijn op het sorteercentrum 148 (aangetekende) poststukken onderschept. De afzenders frankeerden de enveloppen met stickers met deels echte en deels dubieuze postzegels. Een van de enveloppen was beschadigd en niet gesloten. Deze envelop bevatte ook vellen met deels dubieuze en deels echte postzegels. Op 14 december 2011 werden alle (ter verzending aangeboden) pakketten in de sorteercentra en depots van PostNL gecontroleerd. Het aantal ter verzending aangeboden pakketten op die dag die waren voorzien van stickers met dubieuze postzegels bedroeg ruim 1.000 stuks.
Op 22 december 2011 heeft de politie het pand van Philamunt op het adres [adres 2] en de zich op dat terrein bevindende portacabin, in gebruik bij Vago/Verzendpro, bezocht. Het bleek dat de portacabin nagenoeg leeg was. Wel werden nog enkele strookjes met dubieuze postzegels in de vensterbank aangetroffen en visitekaartjes, posttarieven en dozen met zo’n ruim 1.200 facturen.
(Dit is een meer gedetailleerde weergave van de feiten die als respectievelijk 2.11, 2.8 en 2.10 in het tweede tussenarrest als vaststaand zijn opgenomen.)
De inbeslagneming in strafrechtelijk kader brengt mee, dat geen twijfel bestaat over de vraag of de inbeslaggenomen zegels inderdaad bij Vago/Verzendpro zijn aangetroffen dan wel als voormeld bij PostNL. Dat niet exact is vermeld welke van de aldus aangetroffen en inbeslaggenomen zegels de deskundigen hebben onderzocht doet niet ter zake, nu alle zegels afkomstig waren van Vago/Verzendpro en uit de rapporten blijkt, dat alle onderzochte zegels dezelfde kenmerken vertoonden.
2.6.2
De zegels wijken volgens de deskundigen op een aantal punten af van de echte zegels, te weten (onder meer)
-de weerkaatsing van zichtbaar licht;
-de perforaties;
-de fosforlaag en daarmee de reactie op ultraviolet licht.
2.6.3
[appellant] heeft zelf (in zwart-wit) rapporten overgelegd van Andrew Christie, J. Vos en O. Postmus; PostNL heeft van diezelfde rapporten (die in de strafzaak zijn overgelegd in het kader van het gerechtelijk vooronderzoek) kleurkopieën ingebracht.
A. Christie, namens Walsall Security Printers Limited, vermeldt in de conclusie van zijn briefrapport van 23 juli 2014 aangaande de Beatrixzegel (in de Nederlandse beëdigde vertaling):
-het kenmerkende cellulaire drukpatroon en de inktdichtheid van de elementen komen niet overeen.
-de schaduwen en kleuren van de gedrukte afbeeldingen komen niet overeen.
-op de verdachte zegels is geen fosforinkt gebruikt.
-de vorm, kwaliteit en consistentie van de gestanste perforaties zijn allemaal verschillend.
2.6.4
J. Vos en O. Postmus, werkzaam bij Joh. Enschede Security Print, vermelden in de conclusie van hun briefrapport van 29 juli 2014:
Alle onderzochte postzegels wijken op diverse essentiële punten af van de originele postzegels die door Joh. Enschedé Security Print zijn geproduceerd.
Het rapport ziet zowel op de Beatrixzegels als op de zakenzegels. Zij vermelden in hun rapport omtrent de zakenzegels voorts dat deze zijn gedrukt in offset en niet, zoals de originele zegels, in rasterdiepdruk, dat ze zijn gedrukt op glanzend papier dat afwijkt van het matte papier, dat dit papier geen couche-laag heeft, dat de tanding afwijkt, dat de afbeelding afwijkend is en dat de zegels geen fosforlaag hebben. Ten aanzien van de Beatrixzegels stellen zij dezelfde afwijkingen vast en voegen daaraan nog toe dat door Joh. Enschede in Nederland nooit zelfklevende Beatrixzegels gedrukt zijn.
2.6.5
De door [appellant] genoemde deskundigen Van der Vlist en Van Eert geven, voor zover thans van belang, hetzelfde oordeel op dezelfde gronden. Zij stellen onder meer ook vast dat het papier waarop de dubieuze zegels zijn gedrukt afwijkt van dat waarop echte zegels worden gedrukt, met name als het gaat om de fosforhoudende laag.
[appellant] heeft deze conclusies niet inhoudelijk betwist.
2.6.6
[appellant] heeft nog wel gesteld dat hij heeft vernomen dat Joh. Enschede en Walsall, de twee drukkers die volgens PostNL als enigen gerechtigd waren deze zegels te drukken voor haar en haar rechtsvoorgangers, een deel van het drukwerk hebben uitbesteed aan onderaannemers. Die enkele suggestie, wat daarvan en van het tijdstip in de procedure waarop deze is gedaan ook zij, is niet voldoende concreet om afbreuk te doen aan voormelde conclusies of om nader onderzoek te rechtvaardigen.
2.6.7
Het hof is van oordeel dat het beschikbare bewijs eenduidig wijst op valsheid van de zegels, en wel steeds dezelfde valsheid. Dat sprake kan zijn van misdrukken en verschillen tussen drukkers en dat de afwijkende perforaties diverse oorzaken kunnen hebben biedt geen verklaring voor het feit dat bij de dubieuze zegels steeds in offset gedrukte zegels op afwijkend papier worden gezien. Met name het in de onder 2.6.3, 2.6.4 en 2.6.5 bedoelde rapporten meermalen genoemde afwijkende papier, zonder fosforlaag, valt niet anders te verklaren dan vanuit een grootschalige vervalsing. Een andere verklaring heeft [appellant] ook niet gegeven.
Het hof acht daarmee dus bewezen dat zowel de Beatrix- als de zakenzegels vals waren.