In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 november 2016 uitspraak gedaan in een rekestprocedure met het verzoek om schadevergoeding naar aanleiding van een aanhouding. Verzoekster, geboren in Suriname, had een verzoek ingediend om een schadevergoeding van € 2.000,00 voor het missen van een vlucht naar Suriname, alsook een vergoeding van € 280,00 tot € 550,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De voorzitter van het hof heeft kennisgenomen van de stukken en het standpunt van de advocaat-generaal. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer is de advocaat-generaal, verzoekster en haar advocaat gehoord. De advocaat heeft aangevoerd dat er gronden van billijkheid zijn voor toewijzing van de gevraagde vergoedingen, maar er ontbraken onderbouwende stukken voor de kosten van het vliegticket. Het hof heeft vastgesteld dat verzoekster op Schiphol is aangehouden en daardoor haar vlucht heeft gemist, maar dat de gevraagde schadevergoeding niet onderbouwd was. Het hof heeft geoordeeld dat de aanhouding en het missen van de vlucht geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven tot vergoeding van de kosten van het vliegticket. Wel zijn er gronden van billijkheid voor de vergoeding van de kosten van het verzoekschrift, waarvoor het hof € 550,00 heeft toegewezen. De overige verzoeken zijn afgewezen. De beschikking is gegeven door de voorzitter van de meervoudige strafkamer en is ondertekend door de griffier.