ECLI:NL:GHAMS:2016:461
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Kredietverstrekking en opschortende voorwaarden in kredietovereenkomsten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen ABN AMRO BANK N.V. inzake een kredietovereenkomst. [appellant], bestuurder van Core Business B.V., had in 2007 een kredietfaciliteit van € 10.000 van ABN AMRO ontvangen en wilde deze uitbreiden naar € 50.000. ABN AMRO deed een aanbod voor deze uitbreiding, maar de kredietovereenkomst was onderworpen aan een opschortende voorwaarde van verificatie van gegevens. Op 2 januari 2008 werd de overeenkomst getekend, maar ABN AMRO weigerde later het krediet te verstrekken, omdat het betalingsverkeer van Core hen zorgen baarde over mogelijke witwaspraktijken.
[appellant] vorderde in hoger beroep een schadevergoeding van € 53.094,12, maar de rechtbank had de vordering afgewezen, omdat de opschortende voorwaarde niet was vervuld. Het hof oordeelde dat [appellant] de opschortende voorwaarde niet verkeerd had begrepen, maar dat de schade niet voldoende was onderbouwd. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en verwees [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.