ECLI:NL:GHAMS:2016:4859

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
23-000481-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van de rechtbank Noord-Holland in een strafzaak met meerdere tenlasteleggingen, waaronder bedreiging en opzetheling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van verschillende tenlasteleggingen, waaronder bedreiging en opzetheling. Het hof oordeelde dat de verklaring van een overleden getuige, die stelde dat de verdachte betrokken was bij het strippen van een Volkswagen Golf, niet voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen die betrekking hadden op het strippen van de auto. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken in eerste aanleg. De zaak omvatte meerdere feiten, waaronder bedreigingen aan het adres van politieambtenaren en de burgemeester van Opmeer, en het verwerven van door misdrijf verkregen goederen. Het hof oordeelde dat de bedreigingen ernstig waren en niet te rechtvaardigen, en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetheling. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

parketnummer: 23-000481-15
datum uitspraak: 15 november 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 januari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-800426-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2, 3 en 5 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 februari 2016 en 1 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd – voor zover in hoger beroep nog aan de orde - dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 14 april 2014 tot en met 26 mei 2014 te Obdam, althans in Nederland, een auto en/of de auto onderdelen van deze auto (van het merk BMW, type 3er Reihe, met kenteken [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde auto wist, althans rederlijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4
primair:
hij op of omstreeks 10 januari 2014 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (van het merk Volkswagen, type Golf R32, voorzien van het kenteken [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
4 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2014 tot en met 11 januari 2014 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht en/of Heerhugowaard en/of Obdam, in elk geval in Nederland, een auto (van het merk Volkswagen, type Golf R32, voorzien van het kenteken [kenteken 2] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde auto wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
6:
hij op of omstreeks 21 april 2014 te Opmeer [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of het basisteam Heerhugowaard (eenheid Noord-Holland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd : "Als ik nog een keer een politieauto in de straat zie rijden plak ik er een bom onder of schiet ik ze dood en/of Als die bom ontploft is, voer ik de collega aan de varkens zodat ze niet meer terug te vinden zijn" en/of "De vrouwelijke collega, die mij van de week gecontroleerd had, had ik verteld dat zij mij niet meer moet lastig vallen en mij moet controleren anders stop ik een honkbalknuppel in haar kut", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
7:
hij op of omstreeks 27 juni 2014 te Opmeer, [burgemeester] (zijnde de burgemeester van Opmeer) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [burgemeester] dreigend de woorden toegevoegd :"De burgemeester kan de kanker krijgen en ik maak de burgemeester dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
8 primair:
hij in of omstreeks de periode van 25 mei 2014 tot en met 16 augustus 2014, te Beverwijk en/of te Grootebroek, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rijbewijs (op naam gesteld van [slachtoffer 2] ) en/of een vaarbewijs (op naam gesteld van [slachtoffer 3] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
8 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 25 mei 2014 tot en met 16 augustus 2014 te Opmeer, gemeente Opmeer en/of te Beverwijk en/of te Grootebroek, althans in Nederland, een rijbewijs (op naam gesteld van [slachtoffer 2] ) en/of een vaarbewijs (op naam gesteld van [slachtoffer 3] ), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
9 primair:
hij op of omstreeks 19 juli 2014 te Hensbroek, gemeente Koggenland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een bromfiets (van het merk Piaggio, type C25, voorzien van kenteken [kenteken 3] ) en/of een kentekenbewijs en/of een rijbewijs en/of een id-kaart en/of een rabo wereldpas (allen op naam gesteld van [slachtoffer 4] ) heeft weggenomen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
9 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2014 tot en met 16 augustus 2014, te Hensbroek, gemeente Koggenland, althans in Nederland, een rijbewijs en/of een id kaart en/of een rabo wereldpas (allen op naam gesteld van [slachtoffer 4] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 4 primair, 4 subsidiair, 8 primair en 9 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
T.a.v. feit 1
Met de raadsvrouw is het hof van oordeel op grond van hetgeen is verwoord in de pleitnota, punten 4 tot en met 17, dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen de verdachte is tenlastegelegd.
T.a.v. feit 4
Het hof is van oordeel dat de verklaring van de overleden getuige [getuige] , dat de verdachte betrokken is geweest bij het strippen van de Volkswagen Golf, doorslaggevend is voor het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De verdediging heeft verzocht om het horen van de getuige [getuige] maar heeft niet in enig stadium van het geding de gelegenheid gehad [getuige] te (doen) ondervragen. Deze verklaring kan niettemin gebruikt worden voor het bewijs indien die verklaring in belangrijke mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dat steunbewijs zal betrekking moeten hebben op die onderdelen van de belastende verklaring die de verdachte betwist. Het hof is van oordeel dat de betrouwbaarheid van voornoemde verklaring niet voldoende door andere verklaringen wordt ondersteund.
Verdachte betwist voornoemde handeling (het strippen van de Volkswagen Golf) te hebben verricht en de verklaring van [getuige] vindt op dit punt geen steun in de overige gebezigde bewijsmiddelen. Hierdoor is deze getuigenverklaring een voor het bewijs beslissende verklaring welke de verdediging niet heeft kunnen toetsen. Van compenserende factoren is geen sprake. De verklaring kan ook wegens strijd met artikel 6 EVRM niet voor het bewijs worden gebruikt.

Gevoerde verweren

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep, aan de hand van haar overgelegde pleitnotities,
het volgende betoogd.
t.a.v. feit 6:
De bewoordingen van de verdachte berusten duidelijk op grootspraak en zijn te algemeen om daadwerkelijk de redelijke vrees op te roepen. De verdachte is een bekende van de politie en er wordt door hem nagenoeg nooit normaal en meewerkend gereageerd als de politie hem benadert. In die situatie zou er meer bij moeten komen wil redelijkerwijs de vrees worden opgewekt dat de agenten daadwerkelijk het leven zouden laten. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
t.a.v. feit 7:
Deze bedreiging was in de gegeven omstandigheden - de verdachte zat ingesloten op het politiebureau en de burgemeester kende de voorgeschiedenis – niet van dien aard dat bij [burgemeester] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij daadwerkelijk het leven zou kunnen verliezen. Vrijspraak dient te volgen.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt hieromtrent als volgt.
t.a.v. feit 6:
Het hof is van oordeel dat de bewoordingen op niet mis te verstane wijze geuit zijn. Gedurende het contact met de verbalisant [verbalisant 2] kwam de verdachte verbaal zeer agressief, luidruchtig en dreigend over.
Onder voornoemde omstandigheden kon bij het basisteam Heerhugowaard de redelijke vrees ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook werd uitgevoerd. Daaraan doet niet af dat de verdachte zich eerder onheus jegens de politie heeft opgesteld.
t.a.v. feit 7:
De omstandigheid dat de bedreiging wordt geuit op het moment dat de verdachte deze niet ten uitvoer kan brengen betekent niet dat er om die reden geen redelijke vrees kan ontstaan bij de burgemeester dat de verdachte, op een later tijdstip, zijn voornemen ten uitvoer brengt.
Het kennen van de voorgeschiedenis maakt dit niet anders.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6, 7, 8 subsidiair en 9 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
6:
hij op 21 april 2014 te Opmeer het basisteam Heerhugowaard (eenheid Noord-Holland), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte hen opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik nog een keer een politieauto in de straat zie rijden plak ik er een bom onder of schiet ik ze dood. Als die bom ontploft is, voer ik de collega aan de varkens zodat ze niet meer terug te vinden zijn";
7:
hij op 27 juni 2014 te Opmeer, [burgemeester] , zijnde de burgemeester van Opmeer, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [burgemeester] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak de burgemeester dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
8 subsidiair:
hij op 16 augustus 2014 in Nederland, een rijbewijs, op naam gesteld van [slachtoffer 2] , en een vaarbewijs, op naam gesteld van [slachtoffer 3] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
9 subsidiair:
hij op 16 augustus 2014 in Nederland, een rijbewijs en een ID-kaart en een Rabo wereldpas, allen op naam gesteld van [slachtoffer 4] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen onder 6, 7, 8 subsidiair en 9 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging t.a.v. feit 6

Op 21 april 2014 bevonden verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] zich in de tuin van de woning van de verdachte in Opmeer, waar verdachte tevens aanwezig was (proces-verbaal van bevindingen 21 april 2014, map Z01 deel II, pagina 7). De door de verdachte bewezenverklaarde bewoordingen zijn aldaar door de verdachte gezegd (verklaring verdachte ter terechtzitting 8 januari 2015). Namens het basisteam Heerhugowaard, eenheid Noord-Holland , is aangifte gedaan van deze bedreigingen (proces-verbaal aangifte 21 april 2014, pagina 4 tot en met 6).
Uit de vorenstaande feiten en omstandigheden blijkt dat de verdachte de bewezenverklaarde bewoordingen heeft geuit in het bijzijn van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en gericht tegen het basisteam Heerhugowaard.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 6, 7, 8 subsidiair en 9 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 6 en 7 bewezen verklaarde levert op:
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 8 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Opzetheling, meermalen gepleegd.
Het onder 9 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 6, 7, 8 subsidiair en 9 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 4 subsidiair, 6, 7, 8 subsidiair en 9 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot 180 dagen gevangenisstraf waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder algemene en bijzondere voorwaarden en de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 1.692,45, alsmede de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder 1, 4 subsidiair, 6, 7, 8 subsidiair en 9 primair zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van een politie-eenheid en van de burgemeester van Opmeer.
Deze bedreigingen zijn bijzonder ingrijpend en niet te rechtvaardigen. Het hof rekent de verdachte dit aan, met name gelet op de aard van de geuite bewoordingen,. Een burgemeester moet zijn openbare ambt in alle vrijheid kunnen uit oefenen. Burgers die het niet eens zijn met beslissingen en/of beleid van de gemeente en/of van de burgemeester kunnen daartegen via de daarvoor geëigende procedures bezwaar maken. Het is onacceptabel om te dreigen de burgemeester dood te maken.
De verdachte heeft door zijn bedreigingen verder blijk gegeven van onvoldoende respect voor het openbaar gezag. Het is niet te tolereren dat ambtenaren in publieke functies bedreigd worden juist wanneer zij ten dienste van de maatschappij hun taak vervullen.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van rijbewijzen, een vaarbewijs, een ID-kaart en een bankpas. Door gestolen goederen te helen, heeft verdachte mede bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit
Het hof heeft kennis genomen van de volgende omtrent de verdachte uitgebrachte rapporten:
  • trajectconsult van 22 oktober 2014, opgemaakt door [naam 1] , psychiater, NIFP Amsterdam;
  • reclasseringsadvies van 12 november 2014, opgemaakt door reclasseringswerker [naam 2] ;
  • psychiatrisch rapport Pro Justitia van 5 december 2014, opgemaakt door [naam 3] , psychiater;
  • afloopbericht toezicht van 24 mei 2016.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 oktober 2016 is hij eerder wegens onder meer bedreiging en belediging van politieambtenaren onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.692,45. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 9 primair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 285 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 4 primair, 4 subsidiair, 8 primair en 9 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 6, 7, 8 subsidiair en 9 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 6, 7, 8 subsidiair en 9 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. H.W.J. de Groot en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. O. Boekraad, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 november 2016.
Mr. M. Gonggrijp-van Mourik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.