ECLI:NL:GHAMS:2016:5192

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2016
Publicatiedatum
8 december 2016
Zaaknummer
23-001015-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzet tot hennepteelt en -vervoer na onderzoek van de zaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. De verdachte, geboren op Curaçao in 1986, was in eerste aanleg veroordeeld voor het telen en vervoeren van hennep. De tenlastelegging betrof het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 2000 gram hennep op 16 december 2015 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, dat op 8 maart 2016 was uitgesproken.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 november 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de politie de auto van de verdachte had doorzocht na het geven van een stopteken. In de auto werd een tas aangetroffen met vermoedelijk hennep, maar de verdachte ontkende enige kennis te hebben van de tas of de inhoud ervan. De verklaringen van de inzittenden waren tegenstrijdig en er was onvoldoende bewijs dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de hennep.

Het hof oordeelde dat er niet wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastelegging. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij op de hoogte was van de hennep in de tas. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

parketnummer: 23-001015-16
datum uitspraak: 8 december 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 8 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-254947-15 tegen

[verdachte],

geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 december 2015 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 2000 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, hetgeen tot vrijspraak leidt. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Voor een veroordeling ter zake van het vervoeren of aanwezig hebben van hennep in de zin van artikel 3 onder C van de Opiumwet is vereist dat sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid bij de verdachte van de aanwezigheid van de hennep en tevens dat hij daarover de beschikkingsmacht had.
Op 16 december 2015 heeft de politie aan de bestuurder van een auto met daarin in totaal vier personen een stopteken gegeven. De bestuurder gaf zijn rijbewijs ter inzage en de passagiers hun identiteitsbewijs. Verbalisanten kregen ook toestemming de auto te doorzoeken. Bij die doorzoeking trof verbalisant [verbalisant] midden op de achterbank een plastic Lidl-boodschappentas aan. Bij het openen van de tas zag [verbalisant] twee sealbags met daarin ‘
vermoedelijk hennep’ en rook hij een geur die hij herkende als hennepgeur.
De verdachte zat op het moment van staande houding op de bijrijdersstoel. Hij ontkent te hebben geweten dat de Lidl-tas op de achterbank lag, hoe de tas daar is gekomen en wat de inhoud van de tas was. De verdachte en de andere inzittenden hebben hierover allen onderling afwijkende verklaringen afgelegd. De overige stukken in het dossier bieden evenmin voldoende duidelijkheid over van wie de tas was en over het tijdstip en op welke wijze deze op de achterbank van de auto terecht is gekomen. Niet is gebleken dat de hele auto naar hennep rook. Verbalisant [verbalisant] verklaart immers pas bij het openen van de tas een hennepgeur te hebben geroken.
Gelet op het bovenstaande feiten en omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat de verdachte zich op 16 december 2015 in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van de Lidl-tas met daarin (vermoedelijk) hennep. Daar kan evenmin aan bijdragen dat de verdachte met één van de mede-inzittenden 11 dagen eerder in een chat (op 5 december 2015) heeft gesproken over de levering van hennep, gezien de ruime periode tussen dat gesprek en het staande houden.
Tenslotte wordt opgemerkt dat de stof in de sealbags niet is getest en er evenmin een voorlopige test op het politiebureau is verricht. Het hof kan op grond van de inhoud van het dossier niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat de in de Lidl-tas aangetroffen stof hennep is of hennep bevat.
Dit leidt ertoe dat de verdachte ook van de impliciet subsidiair ten laste overtredingsvariant moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. M.J.A. Duker en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 december 2016.
Mr. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[..........]

[..........]

[..........]