ECLI:NL:GHAMS:2016:5195
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugwijzing van de zaak naar de rechtbank wegens nietige oproeping van de verdachte
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2015. De verdachte was niet verschenen tijdens de zittingen in eerste aanleg, waarbij verstek werd verleend. De rechtbank had de verdachte bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. De dagvaarding voor de terechtzitting van 15 oktober 2015 was echter niet rechtsgeldig betekend, aangezien deze aan een huisgenoot was uitgereikt en er geen akte van uitreiking in het dossier aanwezig was. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet rechtsgeldig was opgeroepen voor de zitting van 16 november 2015, waardoor de rechtbank de oproeping nietig had moeten verklaren.
Tijdens de terechtzitting in hoger beroep op 24 november 2016 was de verdachte opnieuw niet verschenen. Ook de dagvaarding voor deze zitting was niet in persoon uitgereikt, en er waren geen andere omstandigheden die erop wezen dat de verdachte op de hoogte was van de zitting. Gezien deze feiten oordeelde het hof dat de zaak terug moest worden gewezen naar de rechtbank Amsterdam, in overeenstemming met artikel 422a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en droeg de rechtbank op om opnieuw recht te doen, met inachtneming van het arrest van het hof.