Het hof overweegt als volgt.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het volgende gebleken. Tussen partijen is sprake van een belaste voorgeschiedenis, in die zin dat gedurende hun relatie tussen hen sprake is geweest van huiselijk geweld waarvan de kinderen getuige zijn geweest. Na het uiteengaan van partijen is tussen hen een strijd over onder meer de kinderen ontstaan. Ondanks de diverse ingezette hulpverlening van onder meer de GI en het Omgangshuis is het partijen niet gelukt om deze strijd te beëindigen. Uit het raadsrapport van 22 juni 2015 blijkt dat de kinderen kwetsbaar en gevoelig zijn en veel hebben meegemaakt. Tussen de vader en de kinderen heeft sinds september 2014 geen omgang meer plaatsgevonden. Tussen de vader en [kind b] hebben enige tijd face-time contacten plaatsgevonden, welke in december 2015 gestopt zijn. De kinderen staan sinds 6 augustus 2015 onder toezicht van de GI, omdat door de spanningsvolle relatie tussen de ouders sprake was van een ernstige bedreiging in hun ontwikkeling. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 6 augustus 2017. In het kader van de ondertoezichtstelling diende gewerkt te worden aan contactherstel tussen de vader en de kinderen. Alvorens dit contactherstel te kunnen bewerkstellingen zijn de kinderen in mei 2016 aangemeld voor traumabehandeling bij het KJTC.
Gebleken is dat de vrouw in de tweede helft van juni 2016, vermoedelijk onder een valse naam, en zonder de man, de school van de kinderen en/of de GI hierover te informeren, met de kinderen vertrokken is naar het buitenland. Aanvankelijk was de bestemming van de vrouw onbekend. De GI heeft naar aanleiding hiervan een zorgmelding gedaan bij de Centrale Autoriteit. Tevens heeft de GI aangifte gedaan bij de politie van onttrekking aan het wettig over de kinderen gesteld gezag (artikel 279 Wetboek van Strafrecht) .
Nadat bleek dat de vrouw zich met de kinderen in Australië bevond, heeft de GI contact opgenomen met Child Safety Service in Australië, waarbij de GI haar zorgen omtrent het plotselinge vertrek van de vrouw met de kinderen heeft geuit. Hierop heeft Child Safety Service contact gezocht met de vrouw en de kinderen. Uit de brief van 13 september 2016 van Child Safety Service aan de Centrale Autoriteit in Nederland blijkt dat zij de kinderen op 7 september 2016 op hun school en de moeder in haar woning in [staat] , Australië hebben bezocht. Aldaar bleek dat de vrouw werkzaam is bij een ‘government office’ en dat zij een werkvergunning heeft verkregen met ondersteuning van haar werkgever. Volgens Child Safety Service moet het proces daartoe vele maanden in beslag genomen hebben. Child Safety Service heeft naar aanleiding van dit gesprek contact opgenomen met de GI en laten weten zich geen zorgen te maken over de onmiddellijke veiligheid van de kinderen.
De man heeft sinds het vertrek van de vrouw met de kinderen getracht teruggeleiding van de kinderen te bewerkstelligen. Zijn verzoek hiertoe aan de Centrale Autoriteit is echter gestrand, omdat de man ten tijde van het vertrek van de vrouw met de kinderen, ingevolge de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde bestreden beschikking, niet belast was met het ouderlijk gezag over de kinderen. Bij vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 juni 2016 is het verzoek van de man tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 13 januari 2016 toegewezen. Bij dit vonnis zijn de kinderen tevens toevertrouwd aan de man. De GI stond achter dit verzoek van de man, daar de GI zich zorgen maakte over het welzijn van de kinderen en de omstandigheid dat de vrouw de kinderen onttrekt aan het noodzakelijke toezicht in het kader van de ondertoezichtstelling. De kinderen hebben door hun plotselinge vertrek niet op een gezonde manier afscheid kunnen nemen van hun alledaagse leefomgeving, school, familie en vrienden, aldus de GI. Voorts maakt de GI zich zorgen over de psychische gesteldheid van de vrouw en de mate van stress waarin zij haar overweging heeft gemaakt om op deze wijze met de kinderen naar het buitenland te vertrekken. De GI heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zodra de kinderen terugkeren naar Nederland zij eerst in een neutrale setting dienen te worden geplaatst, om te bezien wat de invloed van het plotselinge vertrek op de kinderen is geweest. De vader heeft verklaard hiermee in te stemmen.