ECLI:NL:GHAMS:2016:5422

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
22 december 2016
Zaaknummer
23-005205-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van ambtenaren en groepsbelediging in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname, was aangeklaagd voor het opzettelijk niet voldoen aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam, belediging van een ambtenaar en groepsbelediging van Joden. De tenlastelegging omvatte drie hoofdpunten: het niet opvolgen van een bevel om zich uit een overlastgebied te verwijderen, het beledigen van een ambtenaar met kwetsende woorden, en het uiten van beledigende opmerkingen over Joden in het openbaar. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan alle drie de tenlasteleggingen en heeft het eerdere vonnis vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gedeeltelijk gelast. Het hof benadrukte de impact van de beledigende uitlatingen op de samenleving en de noodzaak om respect voor het openbaar gezag te handhaven.

Uitspraak

parketnummer: 23-005205-15
datum uitspraak: 20 december 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 december 2015 in de strafzaak onder de parketnummers 13-219040-15 en 13-242692-12 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te district [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1960,
GBA-adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 december 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 1 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordering, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, gedaan door een ambtenaar, de Burgemeester van Amsterdam, belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd dat verdachte zich uit de dealeroverlastgebied DOG 1.0 dient te verwijderen en zich met ingang van 3 oktober 2015, 00.01 uur gedurende drie maanden (tot en met 2 januari 2016, 23:59) niet in dit gebied op mag houden, hieraan geen gevolg te geven;
2:
hij op of omstreeks 1 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, [slachtoffer], gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "Vuile kankerlijer" en/of "Slavendraaier" en/of "Kankerjood" en/of "Je vrouw is een kankerhoer, je oma is een kankerhoer, je bent een kankerracist", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3:
hij op of omstreeks 1 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zich in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of afbeelding opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun godsdienst en/of ras, door toen en aldaar, op het Spui te roepen: "Alle Joden moeten dood en/of vuile kankerjoden en/of alle joden zijn kankerlijers".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 1 november 2015 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening, gedaan door een ambtenaar, de Burgemeester van Amsterdam, belast met de uitoefening van enig toezicht, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen dat verdachte zich uit de dealeroverlastgebied DOG 1.0 dient te verwijderen en zich met ingang van 3 oktober 2015, 00.01 uur gedurende drie maanden (tot en met 2 januari 2016, 23:59) niet in dit gebied op mag houden, hieraan geen gevolg te geven.
2:
hij op 1 november 2015 te Amsterdam, opzettelijk een ambtenaar, [slachtoffer], gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Vuile kankerlijer" en "Slavendraaier" en "Kankerjood" en "Je vrouw is een kankerhoer, je oma is een kankerhoer, je bent een kankerracist".
3:
hij op 1 november 2015 te Amsterdam, zich in het openbaar mondeling, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras, door toen en aldaar, op het Spui te roepen: "Alle Joden moeten dood, vuile kankerjoden en alle joden zijn kankerlijers".
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
zich in het openbaar mondeling opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten aangevoerd dat niet uit te sluiten is dat de verdachte op dat moment zijn medicatie niet (juist) had ingenomen en als gevolg daarvan ontoerekeningsvatbaar was. Volgens de raadsman dient de verdachte derhalve te worden ontslagen van rechtsvervolging.
Het hof overweegt dat de raadsman deze stelling niet nader heeft onderbouwd en dat zich in het dossier geen aanknopingspunten bevinden voor deze stelling. Het verweer wordt verworpen.
Er is derhalve geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien weken onvoorwaardelijk.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk niet voldoen aan een bevel dat hem was gegeven, inhoudende dat de verdachte zich moest verwijderen en gedurende drie maanden niet meer mocht bevinden in het overlastgebied ‘Centrum’, DOG 1.0. Door aldus te handelen heeft de verdachte een bevel van het openbaar gezag, gegeven ter handhaving van de openbare orde, genegeerd. Bij constatering van voornoemd feit heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het beledigen van een politieambtenaar. Zodoende heeft hij deze ambtenaar in zijn eer en goede naam aangetast en opnieuw ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor het openbaar gezag. Ten slotte heeft de verdachte
zich beledigend uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden. Dit is niet alleen kwetsend voor de betreffende personen, maar wekt ook beroering in de samenleving en druist in tegen de in die samenleving gerespecteerde normen en waarden, zoals die in de betreffende strafwetgeving vorm hebben gekregen. Mensen worden onnodig gekwetst en gegriefd, enkel en alleen omdat verdachte zijn frustratie kwijt moest. Dergelijke uitlatingen dienen geen enkel redelijk doel, zijn vernederend en krenkend en men kan zich daartegen niet met argumenten verdedigen. Daarnaast kunnen dergelijke uitlatingen gevoelens van onveiligheid en het zich ongewenst voelen met zich mee brengen en maatschappelijke onrust veroorzaken. Het hof rekent de verdachte dit aan, met name gelet op de aard van de geuite bewoordingen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 november 2016 is hij eerder en veelvuldig ter zake van soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om andermaal strafbare feiten te plegen. Het hof heeft voorts kennisgenomen van het advies van GGZ reclassering Palier van 12 augustus 2016.
Het hof acht, gelet op de ernst van de feiten en de documentatie van de verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken passend en geboden. Het hof heeft daarbij in matigende zin rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte en met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 137c, 184, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het Openbaar Ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de Politierechter te Amsterdam van 19 april 2013 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet aanleiding om dat slechts voor een gedeelte van die straf te doen, nu uit de Justitiële Documentatie van 21 november 2016 betreffende veroordeelde blijkt dat het Gerechtshof Den Haag op 25 november 2015 de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf reeds voor de duur van twee weken heeft toegewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 19 april 2013, parketnummer 13-242692-12, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. F.A. Hartsuiker en mr. M.F.J.M. de Werd, in tegenwoordigheid van mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 december 2016.
=========================================================================
[.]