ECLI:NL:GHAMS:2016:5537

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
23 december 2016
Zaaknummer
23-000965-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal met betrekking tot een geldbedrag

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 26 februari 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van diefstal van een geldbedrag van ongeveer € 50, dat toebehoorde aan een ander. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 24 augustus 2015 in Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 september 2016 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, maar heeft ook rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een periode van dakloosheid en financiële problemen.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, met een voorwaardelijke straf van 10 dagen hechtenis. De beslissing om een voorwaardelijke taakstraf op te leggen was gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft daarbij ook de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen, maar deze niet zwaar laten wegen omdat ze meer dan veertien jaar geleden hadden plaatsgevonden. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de taakstraf niet ten uitvoer laten leggen, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000965-16
Datum uitspraak: 20 september 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-003413-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 6 september 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, ongeveer Euro 50, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 augustus 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van euro 50, toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 300,00, subsidiair 6 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de verdachte vijf jaar lang dakloos is geweest. Dit was voor de verdachte een moeilijke periode, waarin hij enkel een daklozenuitkering had en van hotel naar hotel zwierf. In die periode heeft de verdachte ook het strafbare feit gepleegd. Het gaat nu beter met de verdachte. Via de gemeente heeft de verdachte huisvesting kunnen regelen en hij probeert zijn leven weer op te pakken. De raadsvrouw heeft primair oplegging van een geheel voorwaardelijke straf, subsidiair oplegging van een taakstraf conform de eis van de advocaat-generaal bepleit, nu een boete moeilijk zou zijn op te brengen voor de verdachte.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van acht uren, subsidiair 4 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een briefje van € 50,00 uit een portemonnee die in een hotel op de balie van de receptie was blijven liggen. Het gaat om een feit waardoor schade en overlast voor de benadeelde is veroorzaakt en waardoor gevoelens van onrust en onveiligheid bij de benadeelde en bij overig publiek kunnen worden opgeroepen. De verdachte heeft door zijn gedrag laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 augustus 2016 is hij eerder ter zake van misdrijven onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt. Het hof stelt echter vast dat eerdere veroordelingen ter zake van vermogensdelicten ruim veertien jaar geleden hebben plaatsgevonden, zodat het hof deze niet ten nadele van de verdachte zal betrekken bij de straftoemeting.
Ten voordele van de verdachte wordt rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en zijn precaire financiële situatie, zoals ter zitting in hoger beroep door de raadsvrouw zijn beschreven. Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Nu deze taakstraf geheel voorwaardelijk zal worden opgelegd komt het hof tot een groter aantal uren dan door de advocaat-generaal geëist.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. C.N. Dalebout en mr. A.E. Kleene-Krom in tegenwoordigheid van J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 september 2016.