ECLI:NL:GHAMS:2016:5584

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
23-001650-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 4 februari 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1962 in Suriname, was beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling van een slachtoffer op 3 juli 2014 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte dreigende uitspraken van de verdachte, waarbij hij een hamer toonde en verklaarde het slachtoffer te willen 'kapot slaan'. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof zich niet kon verenigen met de bewezenverklaring. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte werd strafbaar geacht voor de bedreiging met zware mishandeling. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 250,00 of 5 dagen hechtenis. In hoger beroep eiste de advocaat-generaal een voorwaardelijke geldboete van € 250,00 met een proeftijd van 2 jaar. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte aanleiding gaven om de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. De verdachte had eerder onherroepelijk een veroordeling gehad, maar het hof weegt de tijd sinds die veroordeling mee in zijn beslissing. De op te leggen straf is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 250,00 en 5 dagen hechtenis, met de bepaling dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001650-16
Datum uitspraak: 6 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-142509-14 tegen
[verdachte],
geboren te district [geboorteplaats] (Suriname) op [geboorteplaats] 1962,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 september 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 juli 2014 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je kapot slaan, ik waarschuw jou, ik ga je kankertanden kapot slaan. Ik waarschuw jou, dit is geen waarschuwing dit is een feit dan ga ik je kapot slaan, zie je deze hamer, ik sla je helemaal dood met die hamer, ik heb al vastgezeten, ik ben gek", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking (waarbij verdachte een hamer toonde);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering en het hof zich niet kan verenigen met de bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 juli 2014 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik waarschuw jou, ik ga je kankertanden kapot slaan. Zie je deze hamer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 250,00, subsidiair 5 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 250,00, subsidiair 5 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging. De verdachte heeft daarmee het slachtoffer angst en gevoelens van onveiligheid bezorgd. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij, toen hij op een naar zijn mening respectloze wijze werd tegengesproken door een jonger iemand, zich niet heeft weten te beheersen en niet op een minder vergaande wijze dan door middel van bedreiging aan het slachtoffer duidelijk heeft gemaakt dat hij met gepast respect behandeld wenste te worden. Daarom wordt de strafoplegging van de politierechter in beginsel passend geacht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 september 2016 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld. Gelet op de geruime tijd die sinds de laatste veroordeling wegens een misdrijf is verstreken, zal het hof deze omstandigheid niet in het nadeel van de verdachte wegen.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die op de terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht, wordt aanleiding gezien de door de politierechter opgelegde straf in voorwaardelijke vorm te gieten.
Dat, zoals de verdachte heeft aangevoerd, een veroordeling als te volgen meebrengt dat hem in de toekomst geen Verklaring omtrent het gedrag (VOG) zal worden afgegeven, vormt geen aanleiding om tot een andere strafoplegging te komen, reeds omdat de juistheid van deze - niet onderbouwde - stelling niet aannemelijk is geworden.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. M.J.A. Duker en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 oktober 2016.
mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.