In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het overtreden van artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam. De tenlastelegging betrof het op of omstreeks 23 mei 2014 te Amsterdam zich op de weg, te weten De Oudezijds Achterburgwal, ophouden met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd niet uitgesloten, en de verdachte werd als strafbaar beschouwd. De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot vier weken hechtenis, maar in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke straf van twee weken hechtenis geëist.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, maar had recent zijn leven verbeterd door werk te vinden en schulden af te betalen. Het hof besloot om een voorwaardelijke hechtenis op te leggen van twee jaren, met de mogelijkheid om de hechtenis niet ten uitvoer te leggen, tenzij de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd.