ECLI:NL:GHAMS:2016:5591

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
23-002207-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het overtreden van artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam. De tenlastelegging betrof het zich ophouden op de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 23 augustus 2013 op de openbare weg heeft opgehouden met de intentie om (nep)drugs aan te bieden. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat in zijn nadeel weegt. Tijdens de zitting heeft de verdachte aangegeven dat hij recentelijk zijn leven probeert te beteren na de dood van zijn moeder en dat hij inmiddels een parttime baan heeft. Het hof heeft besloten om geen onvoorwaardelijke hechtenis op te leggen, maar in plaats daarvan een taakstraf van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis, op te leggen. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002207-15
Datum uitspraak: 17 november 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 2 december 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-218761-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 november 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 augustus 2013 te Amsterdam zich op en/of aan de weg, te weten de Oudezijds Achterburgwal heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar, en/of slaapmiddelen en/of kalmeringsmiddelen en/of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar te kopen en/of te koop aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 augustus 2013 te Amsterdam zich op de weg, te weten de Oudezijds Achterburgwal heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet, althans daarop gelijkende waar, te koop aan te bieden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot twee weken hechtenis.
Namens de verdachte is hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het te koop aanbieden van (nep)drugs op een openbare weg in de binnenstad van Amsterdam. Hij heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van de overlast en hinder die de handel in verdovende middelen en daarop gelijkende waar op de openbare weg veroorzaakt. De verdachte is eveneens blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 oktober 2016 eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij net is vrijgekomen na een aantal weken hechtenis. Tijdens deze hechtenis is zijn moeder onverwacht overleden en dat heeft hem wakker geschud. Hij werkt sinds een week parttime in een souvenirwinkel en hij heeft eigen woonruimte kunnen regelen. Daarnaast heeft hij zijn schulden afbetaald. De verdachte lijkt vastberaden om een rustig en stabiel leven op te bouwen, met een vaste baan. Het hof zal geen onvoorwaardelijke hechtenis opleggen om hem een kans te geven zijn voornemens verder gestalte te geven.
Het hof acht alles afwegende een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 2.7 lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 Amsterdam en de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. G.M. Boekhoudt en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 november 2016.