ECLI:NL:GHAMS:2016:5593

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
23-001668-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam inzake winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 25 april 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in Polen en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van diefstal van twee blikjes pre-mix uit een Albert Heijn filiaal in Amsterdam op 3 december 2015. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van € 300, subsidiair 6 dagen hechtenis. De advocaat-generaal had in hoger beroep dezelfde straf gevorderd.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 november 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en het dossier bestudeerd. De verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling, aangezien de zaak voornamelijk berustte op de verklaring van een getuige en camerabeelden waarop de verdachte niet herkenbaar was. Het hof oordeelde echter dat er voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De getuige had gezien hoe de verdachte de blikjes had weggenomen en deze bij fouillering bij de verdachte waren aangetroffen.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan de diefstal. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 300 en 6 dagen hechtenis, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof benadrukte dat winkeldiefstal niet alleen schade toebrengt aan de winkeliers, maar ook onrust veroorzaakt voor het winkelend publiek. De beslissing van het hof werd op 17 november 2016 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001668-16
Datum uitspraak: 17 november 2016
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-242645-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1971,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 november 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 december 2015 te Amsterdam, in elke geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans een of meer blikjes pre-mix, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsmotivering

Uit de schriftuur van de raadsvrouw, ontvangen op 2 mei 2016, volgt dat zij meent dat het dossier te weinig bewijsmiddelen bevat om tot een veroordeling te komen. De zaak berust slechts op de verklaring van een getuige. Het ondersteunend bewijs wordt gevormd door een aantal
stillsvan de camerabeelden, waarop de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg niet als zodanig is herkend. Evenmin is op de
stillswaar te nemen dat de persoon in kwestie iets ontvreemdt, aldus de raadsvrouw.
Het hof is van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. Uit het landelijk aangifteformulier winkeldiefstal blijkt het volgende.
Winkelmedewerker [getuige] heeft gezien dat de verdachte een aantal blikjes pakte en twee van deze blikjes in zijn jaszak stak en deze vervolgens niet bij de kassa afrekende. Deze getuige heeft ook gezien dat [naam] de verdachte op heterdaad heeft aangehouden. Bij fouillering van de verdachte zijn die blikjes bij hem aangetroffen. Van enige schending van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is dan ook geen sprake. Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 december 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee blikjes pre-mix toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal [adres]).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 300, subsidiair 6 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als de rechter in eerste aanleg heeft opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en er aldus blijk van gegeven het eigendomsrecht van het winkelbedrijf niet te respecteren. Winkeldiefstallen veroorzaken niet alleen hinder en schade voor de betrokken winkeliers, maar brengen ook onrust mee voor het winkelend publiek.
Het hof heeft eveneens acht geslagen op het feit dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 oktober 2016, eerder een geldboete is opgelegd voor een soortgelijk feit, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht alles afwegende een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. W.M.C. Tilleman en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 november 2016.