ECLI:NL:GHAMS:2016:5594

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
23-000150-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs in strafzaak tegen verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 10 december 2013 was gewezen. De verdachte, geboren in Marokko in 1982 en thans gedetineerd, was beschuldigd van diefstal met valse sleutels in de periode van 15 tot en met 16 december 2011, waarbij hij een bedrag van 1250 euro en/of 750 euro zou hebben weggenomen van een bedrijf. Tijdens de zitting op 3 november 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak voorstelde, en de argumenten van de raadsvrouw van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat het bewijs tegen de verdachte onvoldoende specifiek was. De enige bewijzen die werden gepresenteerd, waren gebaseerd op een gezichtsherkenningsrapport en een proces-verbaal van herkenning, die beide niet overtuigend genoeg waren om de verdachte te veroordelen. De match tussen de verdachte en de dader was slechts 52%, wat het hof onvoldoende vond om tot een bewezenverklaring te komen.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Tevens werd de benadeelde partij, het bedrijf waarvan de verdachte beschuldigd werd geld te hebben gestolen, niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Deze beslissing werd genomen in het belang van de rechtszekerheid en de bescherming van de verdachte tegen onterecht bewijs.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000150-16
Datum uitspraak: 17 november 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 december 2013 in de strafzaak onder parketnummer 14-198377-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1982,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 november 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij, op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 15 december 2011 tot en met 16 december 2011, te Alkmaar en/of Amsterdam, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bedrag van 1250 euro en/of een bedrag van 750 euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de/het weg te nemen goed(eren) (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (pinpas);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Met de raadsvrouw en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Het proces-verbaal van 22 februari 2012 houdt slechts in dat de verbalisant [verbalisant] zag dat de dader van het tenlastegelegde feit, die was afgebeeld op de in RI Online geplaatste foto, grote gelijkenis vertoonde met de verdachte
endiens broer en dat de verbalisant bij het zien van die foto direct
dachtdat het de verdachte betrof. Uit het gezichtsherkenningsrapport van 21 februari 2012 komt naar voren dat de selectiefoto van de verdachte slechts voor 52% matcht met de inputfoto die is gemaakt van de dader van het tenlastegelegde feit.
Het proces-verbaal van herkenning en het gezichtsherkenningsrapport zijn zelfs in onderling verband en samenhang bezien te weinig specifiek om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Deze beslissing brengt met zich mee dat
de benadeelde partijniet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam]
Verklaart de benadeelde partij [bedrijfsnaam] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. W.M.C. Tilleman en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 november 2016.