ECLI:NL:GHAMS:2016:5616

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
28 december 2016
Zaaknummer
96-179322-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en bewijsvoering in strafzaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 20 september 2016, staat de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie centraal. De verdachte, geboren op 29 juli 1979, heeft tijdens de procedure aangevoerd dat het contact met de politie zonder de bijstand van een tolk heeft plaatsgevonden, wat volgens hem zijn rechten heeft geschonden. De raadsman betoogde dat de verdachte de Nederlandse taal onvoldoende machtig was om te begrijpen wat er van hem werd verwacht. Het hof heeft dit verweer echter verworpen. De politie had genoteerd dat de verdachte de Nederlandse taal sprak en begreep, en de verdachte verklaarde ter terechtzitting dat hij niet wilde meewerken omdat de politie onvriendelijk was en tegen hem schreeuwde. Het hof concludeert dat de verdachte wel degelijk wist wat er van hem werd verwacht en dat zijn rechten niet zijn geschonden.

Het hof heeft vervolgens de kwalificatie van het bewezen verklaarde vastgesteld, dat een overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 betreft. De feiten hebben zich voorgedaan op 3 september 2015 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00 en 20 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte voor de duur van twee jaren ontzegd de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, met de bepaling dat deze bijkomende straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De tijd dat het rijbewijs van de verdachte is ingevorderd, zal in mindering worden gebracht op de duur van de bijkomende straf.

Uitspraak

parketnummer eerste aanleg : 96-179322-15
datum vonnis : 24 november 2015
parketnummer hoger beroep : 23-004763-15
datum arrest : 20 september 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van 20 september 2016 in de zaak tegen de verdachte:
naam: [verdachte]
voornamen: [verdachte]
geboren: op 29 juli 1979 te [geboorteplaats]
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De raadsman heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu het contact van de politie met de verdachte heeft plaatsgevonden zonder bijstand van een tolk terwijl de verdachte de Nederlandse taal onvoldoende machtig is om te begrijpen wat er van hem wordt verwacht en daardoor de rechten van de verdachte zijn geschonden.
Het hof verwerpt dit verweer. Niet alleen heeft de politie geverbaliseerd dat de verdachte de Nederlandse taal sprak en begreep en genoteerd dat de verdachte verklaarde dat hij niets met verbalisant te maken wilde hebben, maar ook heeft de verdachte ter terechtzitting van het hof met bijstand van een tolk verklaard dat hij niet wilde meewerken omdat de politie onvriendelijk was en tegen hem schreeuwde. Het hof concludeert daaruit dat de verdachte wel degelijk wist wat er van hem werd verwacht en dat de rechten van de verdachte niet zijn geschonden.

Kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
gepleegd
op 3 september 2015 te Amsterdam.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
10 (tien) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 100,00 (honderd euro).
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gewezen door mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, in bijzijn van S. Pesch, griffier.
mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen