ECLI:NL:GHAMS:2016:5625

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2016
Publicatiedatum
28 december 2016
Zaaknummer
23-000272-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in het kader van een ISD-maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, die eerder was opgelegd in een andere strafzaak. De verdachte, geboren in 1960 en thans gedetineerd in PI Flevoland, had een ISD-maatregel opgelegd gekregen, wat van invloed was op de beslissing van het hof. Tijdens de zitting op 14 oktober 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw gehoord. De raadsvrouw pleitte voor afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging, met het argument dat de verdachte gemotiveerd is om een schone start te maken na de ISD-maatregel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de ISD-maatregel ondergaat, die is opgelegd bij een eerder vonnis van de meervoudige strafkamer. Het hof oordeelde dat de feiten waarvoor de vordering tot tenuitvoerlegging was ingediend, gepleegd zijn voordat de ISD-maatregel werd opgelegd. Dit leidde tot de beslissing om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Het hof bevestigde het vonnis waarvan beroep voor het overige, maar vernietigde het deel dat betrekking had op de vordering tot tenuitvoerlegging. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters P.C. Römer, M.M. van der Nat en T. de Bont.

Uitspraak

parketnummer: 23-000272-16
datum uitspraak: 28 oktober 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701062-16 en 13-741182-13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 oktober 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd –
en met dien verstande dat het hof artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aan de toepasselijke wettelijke voorschriften toevoegt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Naast de in het bevestigde vonnis genoemde wetsartikelen, heeft het hof tevens acht geslagen op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Dit leidt evenwel niet tot een ander oordeel omtrent de hoogte van de aan de verdachte in eerste aanleg opgelegde straf.

Vordering tenuitvoerlegging

Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 augustus 2013, parketnummer 13-741182-13, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. De politierechter heeft de vordering toegewezen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de gevorderde week van de voorwaardelijk opgelegde straf niet ten uitvoer wordt gelegd met het oog op de ISD-maatregel die de verdachte nu ondergaat.
De raadsvrouw wijst primair op de ISD-maatregel en stelt dat de verdachte gemotiveerd is om een schone start te maken. Het is ongewenst om de verdachte na afloop van de ISD-maatregel nog een straf te laten uitzitten. Subsidiair voert de raadsvrouw aan dat in een nu niet aan de orde zijnde strafzaak reeds de gedeeltelijke tenuitvoerlegging is gelast van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 augustus 2013, parketnummer 13-741182-13, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf en dat dit deel reeds is tenuitvoergelegd zodat de vordering in ieder geval voor dat gedeelte niet kan worden toegewezen.
Het hof constateert dat de verdachte een ISD-maatregel ondergaat, die hem is opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer Amsterdam van 21 juli 2016. De onderhavige feiten zijn gepleegd voordat genoemde maatregel werd opgelegd. Dit is reden om – overeenkomstig het standpunt van de raadsvrouw en de vordering van de advocaat-generaal – de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 augustus 2013, parketnummer 13-741182-13, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. M.M. van der Nat en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 oktober 2016.
Mr. T. de Bont is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.