ECLI:NL:GHAMS:2016:5758

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
8 februari 2017
Zaaknummer
23-000786-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op juwelier met uitgebreide bewijsoverweging en arrest

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor een gewapende overval op een juwelier in Amsterdam. De overval vond plaats op 28 februari 2014, waarbij de verdachte en zijn mededaders met een hamer de ruit van de juwelier insloegen en sieraden ontvreemdden. Tijdens de overval werd geweld gebruikt, waarbij een vuurwapen werd getoond en bedreigingen werden geuit aan omstanders. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot jeugddetentie en een gedragsbeïnvloedende maatregel, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de bewijsmiddelen en verklaringen van getuigen heeft gewogen. De verdachte werd herkend op camerabeelden en door verbalisanten, en er werd DNA-bewijs gepresenteerd dat overeenkwam met de verdachte. Het hof oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de overval wettig en overtuigend bewezen was, terwijl de tenlastelegging van de diefstal van een motorfiets niet bewezen kon worden. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 11 maanden op, zonder gedragsbeïnvloedende maatregel. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

De uitspraak benadrukt de ernst van de overval, die plaatsvond op een drukke openbare plek, en de impact die dergelijke misdrijven hebben op de samenleving en de slachtoffers. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond de opgelegde straf passend gezien de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-000786-16
datum uitspraak: 24 mei 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 december 2014 in de strafzaak onder de parketnummers 13-684324-14 en 13-667042-12 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres 1] .
Procesgang
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte – voor het onder 1 en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde – veroordeeld tot een jeugddetentie van [nummer 3] maanden, met aftrek van voorarrest, en tot een gedragsbeïnvloedende maatregel van 12 maanden, subsidiair [nummer 2] maanden jeugddetentie en beslissingen genomen op de vorderingen benadeelde partijen en de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 26 februari 2015 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte voor het hem onder 1 en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een jeugddetentie van [nummer 3] maanden, met aftrek van voorarrest, en tot een gedragsbeïnvloedende maatregel van 12 maanden, subsidiair [nummer 2] maanden jeugddetentie. Voorts heeft het hof de benadeelde partijen [naam 2] en [naam 3] niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen. Voorts heeft het hof in de zaak met parketnummer 13/667042-12 de tenuitvoerlegging gelast van een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde.
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 9 februari 2016 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd, en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, deze op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 mei 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 28 februari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op het Osdorpplein, in elk geval op of aan de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meer vitrine(s) van Juwelier [bedrijf 1] (gelegen aan het [adres 2] ) heeft weggenomen een of meer siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] en/of Juwelier [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van voornoemde vitrines door (met kracht) met een hamer, in elk geval een hard en/of stomp en/of zwaar voorwerp, voornoemde vitrine(s) in te slaan, welke diefstal met braak en/of verbreking werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 4] en/of [naam 2] en/of [naam 5] en/of een of meer (onbekende) omstander(s), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- ( dreigend) een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) voorhanden heeft/hebben gehad en/of getoond en/of voorgehouden aan en/of gericht (gehouden) op voornoemde [naam 4] en/of [naam 2] en/of [naam 5] en/of een of meer (onbekende) omstander(s) en/of
- ( daarbij) dreigend voornoemde [naam 4] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik ga je schieten. Ik schiet je dood. Ik ga je schieten.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;

2.primair:hij op of omstreeks 18 februari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motorfiets (kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een of meer slot(en) op of aan voornoemde motorfiets;

2.subsidiair:hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 februari 2014 tot en met 15 april 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een motorfiets (kenteken [kenteken] ) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd. Van enige betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van de scooter blijkt uit de stukken van het dossier niets. Voorts kan op grond van de stukken van het dossier niet worden vastgesteld op welk moment de verdachte precies de scooter voorhanden heeft gekregen. Ook in het geval het hof van oordeel zou zijn dat de verdachte de scooter in
elk gevalvoorhanden heeft gekregen op het moment dat hij op de scooter is gaan zitten ter gelegenheid van het vluchten na het plaatsvinden van de onder 1 ten laste gelegde overval op de juwelier, is het hof van oordeel dat, mede gelet op de op dat moment ongetwijfeld hectische situatie, op grond van de stukken van het dossier omtrent de waarneming van de verdachte met betrekking tot (de uiterlijke kenmerken van) de scooter onvoldoende kan worden vastgesteld om tot het oordeel te kunnen komen dat de verdachte wist – of redelijkerwijs had moeten vermoeden – dat deze van diefstal afkomstig was. De verdachte zal dan ook van de ten laste gelegde diefstal en subsidiair heling worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
A. Redengevende feiten en omstandigheden met betrekking tot feit 1
Het hof is uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen en de inhoud van het dossier het volgende, zakelijk weergegeven, gebleken.
Op 28 februari 2014 omstreeks 11:50 uur hebben drie mannen juwelier [bedrijf 1] , gevestigd op het [adres 2] te Amsterdam, overvallen. Aangever [naam 7] hoorde een aantal harde klappen en zag twee mannen bij het raam staan. Eén van hen had een hamer in zijn hand en sloeg daarmee het raam stuk. Er kwam een gehandschoende hand door het ontstane gat, die twee tableaus met daarop ongeveer 100 tot 150 ringen uit de vitrine pakte.
Blijkens onderzoek van de politie had het gat een diameter van 15 centimeter.
Getuige [naam 4] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie onder meer verklaard dat twee mannen sieraden uit het raam/vitrine pakten van de juwelier, en dat de persoon die naast de man met de hamer stond ineens een pistool trok en dit op hem richtte, waarbij hij luidkeels riep: “Ik ga je schieten. Ik schiet je dood. Ik ga je schieten”. Ook bedreigde één van de overvallers een vrouw die later [naam 2] blijkt te zijn, een kindje en twee vrouwen die voorbij liepen.
Vervolgens zagen de verschillende aangevers en getuigen dat de twee mannen bij de derde persoon achterop de scooter stapten en met hoge snelheid wegreden. [naam 5] heeft verklaard dat de jongens wegreden op een zwarte scooter met een rode streep erop, en dat de scooter geen kentekenplaat had. Uit de camerabeelden blijkt dat de scooter met de drie personen erop om 11.52 uur in de richting van Tussen Meer reed en dat één van de personen een blauw/witte boodschappentas vasthield. [naam 2] heeft verklaard voor de volle 100 procent te weten dat de achterste persoon op de brommer/motor een Marokkaan was, en ook de middelste persoon op de brommer sprak met een Marokkaans accent. Voorts heeft zij verklaard dat één van de personen een zogenoemde ‘Turksetas’ vasthield, een grote tas met onder meer witte en blauwe ruitjes. Getuige [naam 8] heeft verklaard dat de jongens onderling een andere taal spraken en dat het Arabisch klonk.
Uit de camerabeelden is gebleken dat de bestuurder van de scooter een donker hoofddeksel en donkere broek had en een grijze trui/jas, dat de middelste persoon op de scooter donkere kleding aan had, en dat de achterste persoon op de scooter een donkere broek en hoofddeksel droeg, en een grijze trui/jas met zwarte capuchon. Getuige [naam 5] heeft verklaard dat één van de overvallers een donkerblauwkleurig vest en donkerkleurige spijkerbroek droeg, dat één van hen een lichtgekleurde jas en een donkerkleurige broek droeg, en dat één van hen een blauwige jas met capuchon en een donkerkleurige broek droeg. Getuige [naam 8] heeft verklaard dat de drie jongens donker en grijs waren gekleed. Voorts hebben [naam 5] en [naam 8] verklaard dat alle drie de jongens een sjaal voor hun gezicht droegen.
Getuige [naam 9] liep omstreeks 11:53 uur ter hoogte van de [adres 3] , toen zij achter zich een bromfiets met gierende banden de bocht hoorde omgaan. Op de bromfiets/scooter zaten drie Marokkaanse jongens, en één van hen had een plastic witte tas met blauwe ruitjes. Vervolgens zag zij de drie jongens een box inlopen om de hoek van de [adres 3] .
Getuige [naam 10] heeft verklaard dat zij om 11:55 uur in de [adres 3] liep ter hoogte van de toegangsdeur van de boxruimtes, toen zij bijna werd aangereden door iemand op een zwarte scooter. Tegelijkertijd kwamen er uit dezelfde richting twee andere jongens aangerend. Zij herkende de bestuurder van de scooter als de bewoner van perceel [adres 3] [nummer 1] hoog, zijnde haar buurjongen ‘ [naam 11] ’ (het hof begrijpt: [naam 11] ). Alle drie de jongens gingen de boxgang binnen.
Uit onderzoek is gebleken dat voornoemde boxgang, de ingang van perceel [adres 3] [nummer 2] en [nummer 3] betrof. Uit het proces-verbaal van bevindingen op p. 97 van het dossier blijkt dat bij dit perceel [nummer 3] woningen behoren, te weten [nummer 2] I t/m IV en [nummer 3] I t/m IV.
In de boxgang zelf werd een zeer sterke ‘verse’ benzinedamp geroken. De boxgang betrof een gang waaraan diverse boxdeuren met daarachter boxruimten waren gesitueerd. Aan het eind van de boxgang werd een zwarte (motor)scooter aangetroffen met rode accenten, welke niet voorzien was van een kentekenplaat. Bij het voorwiel van de (motor)scooter stond een blauw/wit geruite bigshopper tas, waarin 146 ringen bleken te zitten, alsmede een werkhandschoen met gele bies. De aangetroffen ringen waren zojuist gestolen bij juwelier [bedrijf 1] . Vanuit de aanwezige boxruimtes werden geluiden en gestommel gehoord, maar er werden geen verdachte personen aangetroffen. In het midden van de gang aan de linkerkant was een deur, die toegang gaf tot de centrale hal, het gemeenschappelijke portiek, behorende bij de percelen [adres 3] [nummer 2] en [nummer 3] , en waar zich het trappenhuis van de betreffende woningen bevond. Op de greep van voornoemde toegangsdeur werd bloed aangetroffen. Ook op de buddyseat van de scooter werd bloed aangetroffen, alsmede aan de binnenzijde van de big shopper.
Uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut is gebleken dat het aangetroffen bloed in de big shopper afkomstig kan zijn van de verdachte en dat de matchkans met een DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard. Ook het aangetroffen bloed op de buddyseat van de scooter en op de draaiknop van de deur naar het trappenhuis, bevat het DNA-profiel van de verdachte. Ook daar is de matchkans met het DNA-profiel kleiner dan één op één miljard.
In een kast in de centrale hal op de begane grond, welke in gebruik is bij de moeder van [naam 11] , werd onder meer een zilver/grijs kleurige jas en een werkhandschoen met gele bies aangetroffen. De handschoen heeft gelijkenis met de handschoen die is aangetroffen in de big shopper in de boxgang. De zilver/grijs kleurige jas kwam overeen met de jas die genoemd werd in het signalement van de overvallers.
Verbalisant [naam 12] heeft verklaard twee dagen voor de overval op de juwelier, op 26 februari 2014, de verdachte en [naam 11] te hebben staande gehouden. Na het bekijken van een foto van de drie verdachten van de overval, heeft [naam 12] verklaard dat de geheel rechts op de foto getoonde verdachte qua signalement en kleding overeenkomt met de verdachte, zoals deze voor hem stond bij de staandehouding twee dagen eerder. Hij zag dat de verdachte van de overval een gelijk postuur had en gelijke kleding droeg als de verdachte tijdens de staandehouding, te weten een jas met capuchon, lange sportbroek en grijs met zwarte sportschoenen. De verdachte heeft ter terechtzitting op 18 november 2014 ten overstaan van de rechtbank bevestigd dat hij op 26 februari 2014 is staande gehouden.
De verdachte heeft verklaard dat hij op 28 februari 2014 omstreeks 10.43 uur in winkelcentrum Shoperade was. Verbalisant [naam 12] heeft op in het dossier aanwezige foto’s van Shoperade, de persoon geheel links voor 100% herkend als de verdachte. Blijkens de in het dossier aanwezige foto’s
Shop 1 en Shop 2op p. 132 van het dossier droeg de verdachte ten tijde van zijn aanwezigheid in Shoperade donkerkleurige kleding en donker en licht gekleurde sportschoenen.
Behalve verdachte heeft verbalisant [naam 13] (p. 171 dossier) op de camerabeelden van de Shoperade ook medeverdachte [naam 11] herkend, terwijl die verbalisant tevens constateert dat de schoenen die [naam 11] droeg in de Shoperade, zeer veel overeenkomsten vertonen met de schoenen van de persoon die op foto op pagina 172 rechts bovenaan is afgebeeld.
B. Ter terechtzitting gevoerde verweren
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep onder meer aangevoerd dat:
1. de verklaringen van de verbalisant [naam 12] en die van de getuige [naam 10] onbetrouwbaar zijn en van het bewijs dienen te worden uitgesloten. De verklaringen zijn onderling tegenstrijdig, nu [naam 12] naar aanleiding van een foto op p. 109 van het dossier heeft verklaard dat de middelste persoon op deze foto – niet zijnde de bestuurder van de scooter – [naam 11] is, terwijl [naam 10] de bestúurder van de scooter heeft herkend als haar buurjongen “ [naam 11] ”, de bewoner van perceel [adres 3] [nummer 1] hoog. Voorts is [naam 12] per e-mail uitdrukkelijk uitgenodigd een vergelijking te maken tussen wat hij bij de staandehouding van twee dagen eerder heeft opgenomen en de overvallers op de foto. Hierdoor is reeds een link gelegd tussen de verdachte en de overvallers;
2) de aangetroffen bloedsporen geen dadersporen zijn. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg te dien aanzien schriftelijk verklaard dat hij een week voordat hij in de Shoperade liep, een kennis heeft geholpen bij het maken van een scooter, dat hij zich bij het eraf halen van de voorkap van de scooter heeft gesneden, dat zij vervolgens de scooter binnen hebben gezet, dat hij de tas die zijn kennis gebruikte voor zijn gereedschap herkende als de tas van de overvallers, dat zij die ook binnen hebben gezet, en dat dit kan verklaren dat zijn bloed op de tas, buddy en op de muur is aangetroffen. Ter terechtzitting in hoger beroep van 10 mei 2016 heeft de verdachte verklaard te blijven bij zijn eerder op dit punt afgelegde schriftelijke verklaring. Niet valt uit te sluiten dat het aangetroffen bloed al langer op de buddyseat en deurknop zat, aldus de raadsman.
De verdachte dient, aldus de raadsman, derhalve van de hem ten laste gelegde feiten te worden vrij gesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
ad 1) Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen, gedateerd 28 februari 2014, waarin verbalisant [naam 12] verklaart dat hem op 28 februari 2014 naar aanleiding van een overval op het bedrijf [bedrijf 1] , is verzocht te kijken naar een foto van de verdachten. Als bijlage bij dit proces-verbaal bevindt zich bedoelde foto (p. 109 dossier). [naam 12] zag dat de verdachte van de overval, geheel rechts op de foto, qua signalement en kleding overeen kwam met de verdachte, zoals deze voor hem stond bij de staandehouding twee dagen eerder. De verdachte van de overval had het gelijke postuur en gelijke kleding, te weten jas, sportbroek en grijs met zwarte sportschoenen, als de verdachte droeg tijdens de staandehouding op 26 februari 2014. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 27 maart 2014, blijkt [naam 12] ongeveer 4 jaar werkzaam te zijn op het wijkteam [bedrijf 1] te Amsterdam, en heeft hij uit dien hoofde de verdachte meermalen in persoon gezien en gesproken in uitvoering van zijn functie als hoofdagent.
De e-mail waaraan de raadsman refereert, te weten waarin [naam 12] is verzocht om na te gaan of de kleding van de overvallers overeenkomt met de kleding van de door hem een dag eerder staande gehouden [verdachte] en [naam 11] , bevindt zich niet in het dossier, maar het hof is van oordeel dat, zelfs in het geval deze e-mail de inhoud bevat zoals de raadsman stelt, dit niet leidt tot de conclusie dat de waarneming en bevindingen van [naam 12] onjuist zijn.
Voorts moet worden vooropgesteld dat het hof de verklaringen van [naam 12] alleen gebruikt voor het bewijs voor zover deze betrekking hebben op diens herkenning van de verdachte. Dat [naam 12] in eerstgenoemd proces-verbaal heeft verklaard dat de middelste persoon op deze foto – niet zijnde de bestuurder van de scooter – [naam 11] is, terwijl getuige [naam 10] de bestúurder van de scooter heeft herkend als haar buurjongen “ [naam 11] ”, de bewoner van perceel [adres 3] [nummer 1] hoog, doet naar het oordeel van het hof aan de betrouwbaarheid van deze herkenning niet af. Te meer nu de middelste en linker persoon op deze foto op p. 109 beiden lichtgekleurde jassen dragen, en voorts allerminst kan worden uitgesloten dat de drie personen op de scooter onderweg van plaats zijn gewisseld, gelet ook op de omstandigheid dat uit de verschillende getuigenverklaringen naar voren komt dat bij vertrek bij juwelier [bedrijf 1] de middelste persoon op de scooter de tas met de blauw/witte ruitjes vast had, terwijl bij aankomst bij de box op de [adres 3] de achterste persoon deze tas vast had en getuige [naam 10] ziet vlak voordat de drie jongens de box ingaan, dat alleen de bestuurder op de scooter zit en de andere twee personen kwamen aanrennen.
ad 2) Het hof is, anders dan de raadsman, gelet op de context van de onder A. genoemde redengevende feiten en omstandigheden van oordeel dat de verdachte zich op 28 februari 2014 heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit, waarbij het hof de – vooraf op schrift gestelde, tamelijk summier onderbouwde en ondanks herhaalde verzoeken van rechtbank en hof niet nader ingevulde of toegelichte – lezing van de verdachte dat hij een kennis heeft geholpen bij het maken van een scooter en zich daarbij heeft gesneden, hetgeen kan verklaren dat zijn bloed op de tas, buddy en op de muur is aangetroffen, op grond van voormelde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang en verband gezien, niet aannemelijk acht. Het hof heeft hierbij in het bijzonder gelet op:
- de korte tijdspanne tussen:
o het door de camerabeelden vastgelegde moment waarop een scooter met 3 personen erop, op het Osdorpplein in de richting van juwelier [bedrijf 1] rijdt, te weten 11:50:28 uur, en het moment waarop deze scooter weer in beeld komt en in de richting van Tussen Meer rijdt, terwijl één van de personen een blauw/witte boodschappentas vasthoudt, te weten 11:52:00 uur,
o het moment waarop getuige [naam 9] ter hoogte van de [adres 3] een scooter zag met drie Marokkaanse jongens, die de box behorende bij perceel [adres 3] [nummer 2] inliepen, te weten om 11.53 uur,
o het moment waarop getuige [naam 10] bij de toegangsdeur van de boxruimtes op de [adres 3] bijna omver werd gereden door iemand op een scooter, die zij herkende als haar buurjongen [naam 11] , terwijl tegelijkertijd uit dezelfde richting twee andere jongens kwamen aangerend, te weten om 11.55 uur;
o het moment dat de politie kort na de melding van de overval ter plaatse op de [adres 3] , in bedoelde boxgang verse benzinedamp ruikt, een scooter aantreft met daarnaast een blauw/wit geblokte tas met daarin onder meer 146 ringen, en diverse bloedsporen aantreft;
- de omstandigheden dat:
a) de waarschijnlijkheid dat de overvaller die door het gat in de ruit van de juwelier een grote hoeveelheid sieraden heeft gepakt zich daarbij heeft verwond, aanmerkelijk is geweest, gelet op de combinatie van de geringe afmetingen en scherpe randen van dit gat (doorsnede 15 centimeter), de aanwezigheid van glassplinters door het inslaan van de ruit en de haastige wijze waarop en korte tijdspanne waarin de sieraden uit de vitrine zijn gegrist;
b) de verdachte op een foto van de personen betrokken bij de overval aan zijn postuur en kleding is herkend door verbalisant [naam 12] van een staandehouding twee dagen voor de overval, terwijl de verdachte in de ochtend voorafgaand aan de overval in identieke kleding in winkelcentrum Shoperade is waargenomen en op een screenshot van het winkelcentrum door [naam 12] voor 100% is herkend;
c) de medeverdachte [naam 11] diezelfde ochtend omstreeks 10.43 uur in de directe omgeving van verdachte in de Shoperade is geweest en de schoenen die hij toen droeg grote gelijkenis vertonen met de schoenen van één van de personen afgebeeld op de foto van de overvallers;
d) de aangetroffen bloedsporen, die matchen met het DNA van de verdachte, zijn aangetroffen op de bij de overval gebruikte scooter, in de bij de overval gebruikte tas en op een deurknop die zich bevindt op de (vlucht)route van de daders. Hierbij neemt het hof mede in aanmerking dat het onwaarschijnlijk is dat bloed gedurende een periode van (om en nabij) een week (nodig om de alternatieve lezing van de verdachte met betrekking tot de eerdere scooterreparatie aannemelijk te kunnen maken) op een dergelijke deurknop blijft zitten in casu gering is, nu het de deurknop van een algemeen toegankelijke deur betreft, die vanuit de boxruimtes toegang verleent tot de centrale hal van een portiek van [nummer 3] woningen – zijnde derhalve een voor alle bewoners van deze woningen toegankelijke ruimte waarvan het aannemelijk is dat die veelvuldig wordt gebruikt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 28 februari 2014 te Amsterdam op het Osdorpplein, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vitrine van Juwelier [bedrijf 1] , gelegen aan het [adres 2] , heeft weggenomen sieraden, toebehorende aan [naam 1] en/of Juwelier [bedrijf 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak van voornoemde vitrine door met een hamer voornoemde vitrine in te slaan, welke diefstal met braak werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [naam 4] en [naam 2] en (onbekende) omstanders, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte of zijn mededader,
- dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden heeft gehad en getoond en/of heeft gericht op voornoemde [naam 4] en [naam 2] en/of (onbekende) omstander(s) en/of
- daarbij dreigend voornoemde [naam 4] de woorden heeft toegevoegd: "Ik ga je schieten. Ik schiet je dood. Ik ga je schieten."
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen
1. Een proces-verbaal aangifte met proces-verbaalnummer PL134C-2014051461-15 van 28 februari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 14] (doorgenummerde pagina’s 1-5).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 februari 2014 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
A. [naam 7]:
Op 28 februari 2014 was ik aan het werk bij de winkel [bedrijf 1] , gevestigd op het [adres 2] te Amsterdam. Ik werk alleen in de winkel. Mijn chef, werkgever is genaamd, [naam 1] . Hij is de eigenaar van de winkel. Ik hoorde een aantal harde klappen. Ik zag twee mannen bij het raam staan. Ik zag dat een van deze mannen een hamer in zijn hand had. Ik zag dat de man met de hamer op het raam sloeg. Ik zag dat hij sloeg op het raam van de vitrine rechts, van binnen uit gezien, naast de toegangsdeur. Ik zag en hoorde dat de man wel een keer of tien met de hamer op het raam sloeg. Ik zag dat het raam stuk ging doordat de man er met de hamer tegenaan sloeg. Vervolgens zag ik een gehandschoende hand door het gat in het raam komen. Ik zag dat het een donkerkleurige/zwarte handschoen was. Ik zag dat er twee tableaus met daarop zilveren en stalen ringen uit de vitrine gepakt werden. Op de tableaus zaten ongeveer 100 tot 150 ringen. Nadat de twee tableaus waren weggenomen, zag ik dat de twee mannen bij een derde man achterop een scooter stapten. Ik zag dat de twee jongens, welke ik heb gezien, er als volgt uit zagen: jongens van ongeveer 20 jaar oude, zwarte petjes op, sjaals voor hun gezichten en verder gekleed in het zwart. De jongens zijn naar rechts weggereden, richting de Meer en Vaart. Ik ben namens de eigenaar gerechtigd tot het doen van aangifte. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van dit feit.
2. Een proces-verbaal aangifte met proces-verbaalnummer PL134C-2014051461-3 van 28 februari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 15] (doorgenummerde pagina’s [nummer 2] - [nummer 3] ).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 februari 2014 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[naam 4]:
Ik ging vandaag, 28 februari 2014, naar de bibliotheek gevestigd op het Osdorpplein te Amsterdam. Toen ik ter hoogte liep van juwelier [bedrijf 1] , hoorde ik ineens een heel luid geluid van een scooter die kwam aanrijden, deze stopte echt voor de deur van de juwelier. Het is uiteindelijk gedaan door drie mannen. Ik hoorde ineens heel erg harde klappen. Ik zag toen dat 1 persoon met een hele grote hamer op het raam van de juwelier aan het slaan was. Ik zag dat de andere persoon naast hem stond. Ik zag dat deze persoon direct een pistool uit zijn broeksband trok en dit pistool op mij richtte. Hij riep hierbij luidkeels: “Ik ga je schieten. Ik schiet je dood. Ik ga je schieten”. Ik hoorde duidelijk dat dit een mannenstem was met een buitenlands accent. Ik werd hierdoor heel erg bang. Ik zag dat de twee andere mannen ondertussen sieraden uit het raam/vitrine pakten van de juwelier. Het ging dus in totaal om drie mannen die zich bezig hielden met de overval, waarvan er 1 mij bedreigd heeft met het vuurwapen. Ik zag dat ineens alle drie de personen op de scooter klommen en dat deze toen met hoge snelheid wegreed in de richting van de Don Boscostraat, in de richting van het stadsdeelkantoor. De scooter reed toen met echt hele hoge snelheid weg, ik hoorde nog dat zij tegen een vrouw met een kindje riepen: “Niet kijken. Niet kijken. Ik schiet je dood.” Ik voelde mij door de bedreiging met het pistool en de woorden die de persoon erbij gebruikte, heel erg angstig.
3. Een proces-verbaal aangifte met proces-verbaalnummer PL134C-2014051461-41 van 3 maart 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 16] (doorgenummerde pagina’s 9-12).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 maart 2014 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[naam 2]:
Op 28 februari 2014 verliet ik de openbare bibliotheek, gelegen aan het Osdorpplein. Ik liep verder met de kinderen en toen hoorde ik veel lawaai. Ik keek en ik zag dat iemand op het raam van een juwelier aan het rammen was. Ik hoorde ze schreeuwen. Ik zag dat 1 persoon aan het graaien was door het raam, eentje stond naast hem en de derde persoon zat op de brommer/motor. Even later reden ze met z’n drieën weg op de brommer/motor. De middelste had een tas bij zich, die hield hij over zijn schouder vast, ik noem dat altijd een “Turksetas”. Ik keek naar ze toen ze weg reden. Op dat moment zei de achterste: “Niet kijken, omdraaien”. Waarna de middelste zei: “Nee schieten schieten.” Daarna reden ze weg. De persoon die op het raam ramde had een zwarte sjaal over zijn neus, een capuchon op, donkere kleding. Hij zat als achterste op de brommer/motor. Ik weet voor de volle honderd procent dat een Marokkaan was. De persoon die naast de persoon stond die op het raam sloeg was kleiner dat de persoon die op het raam sloeg en droeg een sjaal voor zijn mond en een donkere jas/sweater. Hij zal als middelste op de brommer/motor. Hij hield die “Turksetas” vast. Hij sprak met een Marokkaans accent. De persoon die op de brommer/motor zat te wachten, had een lichte jas en donkergekleurde sjaal om zijn neus/mond heen. Hij zat als voorste op de brommer/motor, hij reed. De “Turksetas” was een grote tas met ruitjes met wit, blauw en rood. De brommer/motor reed richting het stadsdeelkantoor en daarna linksaf.
4. Een proces-verbaal aangifte met proces-verbaalnummer PL134C-2014051461-1 van 28 februari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 17] (doorgenummerde pagina’s 13-16).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 februari 2014 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[naam 5]:
Op 28 februari 2014 was ik aan het werk bij [bedrijf 2] , tegenover de overvallen juwelier. Ik hoorde plotseling een hoop herrie. Ik zag drie jongens met een grote moker op het linkerraam inslaan van de juwelier. Ik stond in de deuropening van onze winkel. Eén van de overvallers draaide zich om, keek in onze richting, liep toen een aantal stappen mijn kant op en hield zijn arm omhoog en richtte deze op mij. Hij had iets in zijn hand. Ik schrok hier enorm van. Vervolgens sprongen de drie jongens op een scooter en reden weg. De man die de moker vasthield en hiermee aan het slaan was, NN1, droeg een donkerblauwkleurig vest, een donkerkleurige spijkerbroek en een zwarte sjaal voor zijn gezicht. De persoon die zich omdraaide in mijn richting, NN2, droeg een lichtgekleurde jas, een donkerkleurige spijkerbroek, een zwartkleurige sjaal en een petje. NN3 droeg een blauwige jas met een capuchon, een donkerkleurige broek, een zwart petje en een sjaal voor zijn gezicht. De scooter waarop zij zijn weggereden, was zwart van kleur met een rode streep erop. Deze streep liep aan de achterzijde. Er was geen kentekenplaat.
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige met proces-verbaalnummer 2014051461-4 van 28 februari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 19] (doorgenummerde pagina’s 62-63).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 februari 2014 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[naam 8]:
Ik ben getuige van de overval. Ik ben werkzaam bij [bedrijf 3] en had van daaruit zicht op de betrokken juwelier. Op 28 februari omstreeks 11:45 uur stond ik achter de balie van de [bedrijf 3] . Ik zag en hoorde een brommer. Ik hoorde een klap en gebonk. Ik zag een jongen met een vuurwapen rondzwaaien om mensen op afstand te houden. Ik hoorde dat zij onderling een andere (het hof begrijpt: taal) spraken, het klonk Arabisch. Ik zag 3 jongens wegrijden op 1 brommer. Donker en grijs gekleed, ook een sjaal voor hun mond.
[nummer 2] . Een proces-verbaal van verhoor getuige met proces-verbaalnummer 2014051461-7 van 28 februari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 20] (doorgenummerde pagina’s 68-69).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 februari 2014 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[naam 4]:
Ik zag dat één van de jongens die bij de juwelier bezig waren ook het pistool richtte op twee vrouwen die voorbij liepen. Ik hoorde hem tegen de vrouwen schreeuwen: “Niet kijken of ik schiet”!
7. Een proces-verbaal van verhoor getuige met proces-verbaalnummer 2014051461-32 van 28 februari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 21] (doorgenummerde pagina’s 47-48).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 februari 2014 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[naam 9]:
Ik liep vandaag 28 februari 2014 omstreeks 11:53 uur over de Van Suchtelen van Haarestraat ter hoogte van [adres 3] . Ik hoorde achter mij een bromfiets met gierende banden de bocht omgaan. Ik zag drie jongens op een scooter zitten. Ik zag dat de achterste jongen een tas bij zich had. Ik hoorde dat deze jongens tegen elkaar aan het schreeuwen waren. Ik ben ze op dat moment uit het oog verloren. Vervolgens zag ik een jongen om de hoek komen. Ik zag dat hij zijn scooter vooruit drukte en een box inliep. De box waar hij inliep was de eerste box om de hoek van de [adres 3] in de richting van de Van Suchtelen van Haarestraat. Ik zag vervolgens de andere 2 jongens ook diezelfde box inlopen. De jongens die de box inliepen waren exact dezelfde jongens die ik op de scooter heb gezien. Ik hoorde later een opsporingsambtenaar zeggen dat dit perceel nummer [nummer 2] zou zijn. Ik zag dat de jongens Marokkanen waren. Degene die achterop zat had een plastic witte tas met blauwe ruitjes.
[nummer 3] . Een proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL134G-2014051461-23 van 28 februari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [naam 22] en [naam 23] (doorgenummerde pagina’s 87-88).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Op 28 februari 2014 omstreeks 11:51 uur kregen wij de melding te gaan naar het Osdorpplein te Amsterdam alwaar zojuist een overval op een juwelier zou hebben plaatsgevonden. Wij kregen van de meldkamer de melding te gaan naar de [adres 3] te Amsterdam alwaar een getuige de mogelijke verdachten van de overval een boxgang in had zien gaan. Ik, verbalisant [naam 23] , heb telefonisch contact opgenomen met de getuige [naam 9] . Aan de hand van de verklaring van [naam 9] zag ik, verbalisant [naam 22] , dat het de boxingang van perceel [adres 3] [nummer 2] en [nummer 3] betrof. Hierop ben ik naar de boxingang gelopen, heb de boxdeur geforceerd en geopend en heb ik de boxgang betreden. Op het moment dat ik de boxgang betrad rook ik een zeer sterke ‘verse’ benzinedamp. Aan het eind van de boxgang zag ik een (motor)scooter staan. Ik zag dat het een zwarte (motor)scooter betrof met rode accenten. Ik zag dat de (motor)scooter niet was voorzien van een kentekenplaat. Ik zag dat er bij het voorwiel van de (motor)scooter een blauw/wit geruite bigshopper tas stond. Ik zag dat er in de blauw/wit geruite bigshopper tas diverse sieraden zaten. Vervolgens hoorde ik vanuit de boxruimten aan de linkerzijde van de boxgang geluiden en gestommel komen. Deze geluiden deden mij denken aan de mogelijke aanwezigheid van personen aldaar. Hierop heb ik mij op niet mis te verstane wijze kenbaar gemaakt als politie en de mogelijke verdachten aangeroepen dat zij naar buiten moesten komen. Op mijn aanroepen werd niet gereageerd.
Als bijlage bij voornoemd proces-verbaal is op p. 92 een foto gevoegd.
9. Een proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL134C-2014051461-42 van 3 maart 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 24] (doorgenummerde pagina’s 90-92).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Naar aanleiding van een diefstal door middel van braak gevolgd door geweld welke had plaatsgevonden op 28 februari 2014 omstreeks 11:50 uur in perceel [adres 2] te Amsterdam, waar gevestigd “ [bedrijf 1] ”, stelde ik op 28 februari 2014 omstreeks 14.45 uur op de [adres 3] te Amsterdam een nader onderzoek in. Middels mijn black-berry was een foto binnengekomen van de drie daders en gebruikte scooter. Deze foto heb ik getoond aan een getuige, zij verklaarde mij, degene op de scooter met de lichte jas dat is [naam 11]. De aan de getuige getoonde foto is bij dit proces-verbaal gevoegd. Tijdens het onderzoek door het arrestatieteam in de boxruimtes behorende bij perceel [adres 3] [nummer 2] en [nummer 3] werd in de boxgang een scooter en een blauw/wit geblokte tas aangetroffen. Ik heb een nader onderzoek ingesteld in de boxruimte. Ik zag na binnenkomst van de boxruimte een gang met een lengte van ongeveer 5 meter. Ik zag dat de gang vervolgens aan de linkerzijde doorliep over een afstand van ongeveer 20 meter. Aan deze gang waren diverse boxdeuren gesitueerd. In het midden van de gang en wel aan de linkerzijde vanaf binnenkomst was een deur gesitueerd welke toegang gaf tot het gemeenschappelijke portiek behorende bij de percelen [adres 3] [nummer 2] en [nummer 3] . Ik zag op de greep van de deur een roodachtige substantie, vermoedelijk bloed. Ik zag in de blauw/wit geblokte tas een plateau met sieraden, vermoedelijk zilver. Verder zag ik dat de snorscooter niet was voorzien van een kentekenplaat. De snorscooter en de blauw/wit geblokte tas kwamen overeen met die door de drie Noord-Afrikaanse mannen tijdens het bovenomschreven delict waren gebruikt.
10. Een proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL134C-2014051461-20 van 3 maart 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 25] (doorgenummerde pagina’s 93-94).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 28 februari 2014 heeft er een overval plaatsgevonden op een juwelier op het Osdorpplein. De drie verdachte bleken gevlucht te zijn in de richting van de [adres 3] . Ik begaf mij naar de [adres 3] . Een arrestatieteam heeft de boxen van de percelen [nummer 2] t/m [nummer 3] geopend en doorzocht. Naast de scooter en een deel van de buit werd er ook kleding en een handschoen aangetroffen. In de centrale hal op de begane grond werd in een soort van meterkast een handschoen en jas aangetroffen. Deze kwamen overeen met het signalement van de overvallers en de handschoen had gelijkenis met de handschoen uit de boxgang [nummer 2] t/m [nummer 3] .
11. Een proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL134E-2014051461-30 van 28 februari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 26] (doorgenummerde pagina 95).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 28 februari 2014 omstreeks 15:05 uur hoorde ik mevrouw [naam 10] , als getuige in de zaak overval [bedrijf 1] , gelegen op het [adres 2] te Amsterdam. [naam 10] kon tegenover mij het volgende verklaren:
“Om vijf minuten voor twaalf liep ik in de [adres 3] over de stoep ter hoogte van de toegangsdeur van de boxruimtes, toen ik bijna werd aangereden door iemand op een scooter. Deze scooterrijder kwam de bocht omrijden vanuit de richting Hoekenes. Er zat één iemand op de zwarte scooter. Twee andere jongens kwamen tegelijkertijd aangerend. Zij kwamen alle drie vanuit de richting van de Hoekenes. Ik zag dat alle drie de jongens in het zwart gekleed waren. Eén had een zwarte capuchon. Ik herkende de bestuurder van de scooter als de bewoner van perceel [adres 3] [nummer 1] hoog. Deze buurjongen is genaamd “ [naam 11] ”. De toegangsdeur naar de boxen stond open. Ik zag hoe de jongens met scooter de boxgang binnen gingen.”
12. Een proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL134J-2014051461-16 van 28 februari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 27] (doorgenummerde pagina 101).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 28 februari 2014 omstreeks 14:00 uur bevond ik mij op de [adres 3] 12 te Amsterdam. Ik bevond mij in het trappenhuis van de percelen 10 en 12. Ik zag dat er in het trappenhuis onder de vaste trap zich een kast bevond. Ik zag dat de kastdeur op een kier stond. Ik heb de kastdeur geopend. Ik zag er rechts in de kast verschillende kledingstukken lagen. Ik zag dat een van deze kledingstukken een zilver/grijs kleurige jas was. Tevens zag ik dat er een donkerkleurige broek en verschillende handschoenen lagen. Bij de overval was een zilver/grijs kleurige jas gebruikt.
13. Een proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL134G-2014051461-27 van 20 maart 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 23] (doorgenummerde pagina’s 103-104).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 28 februari 2014 tussen 12: 15 uur en 15: 00 uur bevond ik mij in het portiek van percelen [adres 3] 10 en 12 te Amsterdam. De bewoonster van [adres 3] [nummer 1] kwam vragen of zij al weg mocht. Zij gaf later op te zijn: [naam 11] , [naam 31] (het hof begrijpt: de zuster van [naam 11] ). Ik hoorde dat zij tegen mij zei: “In die kast onder de trap hier in het portiek staan spullen van mijn moeder.”
14. Een proces-verbaal van bevindingen “Camerabeelden” met proces-verbaalnummer PL134C-2014051461-22 van 28 februari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 21] (doorgenummerde pagina’s 105-107).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 28 februari 2014 zijn er naar aanleiding van de overval op Juwelier “ [bedrijf 1] ” camerabeelden opgevraagd.
Camera’s
- Om 11.49.51 uur komt er een scooter uit de richting van de Don Boscostraat en rijdt in de richting van het Osdorpplein. Ik zie dat drie personen op de scooter zitten. Ze rijden over het Osdorpplein.
- Om 11.50.28 uur komt er een scooter in beeld met 3 personen erop. Ze rijden dan op het Osdorpplein in de richting van Juwelier “ [bedrijf 1] ”. Ze verdwijnen om 11.50.40 uur uit beeld.
- Om 11.52.00 komen ze weer in beeld en rijden ze in de richting van Tussen Meer. Eén van de verdachten houdt een gelijkend blauw/witte boodschappentas vast.
Signalement van de personen
NN1 (bestuurder)
- donker hoofddeksel
- grijze capuchon trui/jas
- donkere broek
NN2 (middelste)
- zwart hoofddeksel
- zwarte bovenkleding
- donkere broek
NN3 (achterste)
- donker hoofddeksel
- grijze trui/jas
- zwarte capuchon
- donkere broek
15. Een proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL134H-2014051461-35 van 28 februari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 12] (doorgenummerde pagina’s 108-109).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 28 februari 2014 heb ik een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden. Naar aanleiding van een overval op het bedrijf [bedrijf 1] gevestigd op het Osdorpplein te Amsterdam gepleegd op 28 februari 2014 is mij verzocht te kijken naar een foto van de verdachten. Ik zag op de bijgevoegde foto een drietal verdachten van deze overval, waarvan 1 op een scooter zat en een tweetal welk te voet waren en naar deze scooter toe bewogen. Ik zag dat het signalement van het tweetal verdachten te voet, overeen kwam met de door mij staande gehouden personen op 26 februari 2014 op de Schipluidenlaan te Amsterdam. De staande gehouden personen betroffen: [verdachte] , geboren 18 november 1996 te Amsterdam, en [naam 11] , geboren 23 oktober 1996 te Amsterdam. Ik zag dat de verdachte van de overval, geheel rechts getoond op de foto en in het zwart gekleed, qua signalement en kleding overeen kwam met [verdachte] zoals deze voor mij stond bij de staandehouding van 26 februari 2014. Ik zag dat de verdachte van de overval het gelijke postuur had en gelijke kleding, jas met capuchon en lange sportbroek, droeg als [verdachte] . Ik zag dat de verdachte op de foto grijs met zwarte sportschoenen droeg gelijkend op de grijs met Zwarte Nike sportschoenen welke [verdachte] droeg.
Als bijlage bij voornoemd proces-verbaal is op p. 109 een foto gevoegd.
16. Een proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer 2014051461-21 van 11 maart 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 13] (doorgenummerde pagina’s 131-133).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 11 maart 2014 werd er door mij intern binnen de politie Eenheid Amsterdam district West een aandachtsvestiging verspreid.
In deze aandachtsvestiging stonden de hierna getoonde screenshots:
Juwelier 1(het hof begrijpt: een screenshot van de drie overvallers op het moment van de overval op juwelier [bedrijf 1] );
Shop 1 en Shop 2(het hof begrijpt: screenshots van een drietal personen, onder wie de verdachte, in winkelcentrum Shoperade op 28 februari 2014 te 10:43:08 uur).
17. De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 18 november 2014.
Dit verklaring houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Ik was in de Shoperade op 28 februari 2014 omstreeks 10.43 uur. Het klopt dat ik op 26 februari 2014 staande ben gehouden.
18. Een proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL135J-2014051461-21 van 11 maart 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [naam 28] en [naam 29] (doorgenummerde pagina’s 134-138).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Op 28 februari 2014 tussen 12:45 uur en 15:25 uur hebben wij een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden.
Op adres [adres 2] te Amsterdam was juwelier ‘ [bedrijf 1] ’ gevestigd. Het pand was aan de voorzijde voorzien van 4 etalageruiten. Wij zagen dat van de meest linkse ruit, de ruit voor het vitrinegedeelte vernield was. Wij zagen een gat in de ruit met een doorsnede van ongeveer 15 centimeter (foto 3 en 4).
Op de [adres 3] ter hoogte van portiek [nummer 2] en [nummer 3] was de toegangsdeur naar een boxruimte gevestigd. Deze boxruimte bevond zich op de begane grond en was direct aan het trottoir gelegen. Achter de toegangsdeur bevond zich een gang. Verderop splitste de gang naar links en rechts, waaraan de diverse boxruimtes gelegen waren. Gezien vanaf de toegangsdeur zagen wij op deze splitsing rechts een scooter. Een lid van het arrestatieteam verklaarde dat deze scooter ten tijde van de doorzoeking verderop in de gang stond en toen door hen verplaatst was. Wij zagen op de buddyseat van de scooter bloed. Dit bloed heb ik, verbalisant [naam 29] , veiliggesteld (foto 18, 19 en 20). In het linkergedeelte van de gang zagen wij op de grond diverse bloedsporen. Halverwege deze gang zagen wij links een deur. Op de draaiknop van het slot van deze deur zagen wij bloed. Dit bloed heb ik, verbalisant [naam 29] , veiliggesteld (foto 21, 22 en 23). Deze deur gaf toegang tot de centrale hal (portiek) van [adres 3] [nummer 2] en [nummer 3] . In deze centrale hal bevond zich het trappenhuis van de bovengelegen woningen. Aan het einde van het linkergedeelte van de gang zagen wij een witte geruite zogenaamde big shopper. In deze big shopper zagen wij een grijze werkhandschoen met gele bies, met daaronder een plateau met ringen. Wij zagen aan de binnenzijde van de big shopper bloed. Ik, verbalisant [naam 29] , heb dit bloed veiliggesteld.
In de centrale hal (portiek) van [adres 3] 10 en 12 bevond zich onder de trap een kast. Deze kast was voorzien van een deur. In deze trapkast zagen wij diverse goederen. Rechts in de trapkast zagen wij op de vloer kleding. Wij zagen bovenop een grijze jas. Deze jas zou mogelijk overeenkomen met het signalement van de daders. Deze jas en de overige kleding onder de jas werden door ons veiliggesteld, onder meer twee grijze werkhandschoenen met gele bies en een grijze jas.
De navolgende sporen werden veiliggesteld:
Spoor(en)
Spoornummer : PL135J-2014051461-25407
SIN : AAGR0501NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Bloed
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Tijdstip veiligstellen : 28 februari 2014 te 14:24 uur
Plaats veiligstellen : Buddyseat scooter
Bijzonderheden : Boxruimte gang [adres 3] thv [nummer 3]
Spoornummer : PL135J-2014051461-25410
SIN : AAGR0503NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Bloed
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Tijdstip veiligstellen : 28 februari 2014 te 14:30 uur
Plaats veiligstellen : Binnenzijde big shopper tas
Bijzonderheden : Boxruimte gang [adres 3] thv [nummer 3]
Spoornummer : PL135J-2014051461-25409
SIN : AAGR0504NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Bloed
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Tijdstip veiligstellen : 28 februari 2014 te 14:35 uur
Plaats veiligstellen : Draaiknop deur naar trappenhuis
Als bijlage bij voornoemd proces-verbaal zijn de volgende foto’s gevoegd:
Foto’s 03 en 04 (p. 110), foto 16 (p. 146), foto 18 (p. 147), foto’s 19 en 20 (p. 148), foto’s 21 en 22 (p. 149) en foto 23 (p. 150).
19. Een proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer 2014051461 van 27 maart 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 12] (doorgenummerde pagina’s 155-156).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 11 maart 2014 ontving ik een email vanuit Bureau Districts Recherche West met het verzoek tot herkenning van personen welke getoond waren op de in de email bijgevoegde foto’s. Op een van de bijgevoegde foto’s herkende ik de meest linkse getoonde persoon gekleed in geheel zwart. Ik herkende direct en voor 100% deze persoon als: [verdachte] , geboren 18 november 1996 te Amsterdam. Ik herkende [verdachte] aan zijn slanke postuur, zijn ronde gelaat en zijn ogen. Ik ben ongeveer 4 jaren werkzaam op het wijkteam [bedrijf 1] te Amsterdam en heb aldaar meerdere detachementen gedraaid bij het Jeugdteam. Het doel van het Jeugdteam was kennen en gekend worden van de jeugd en jeugdgroepen uit deze wijk. Vanuit deze werkwijze onderhoud ik contact met meerdere jeugdigen uit onze wijk. [verdachte] heb ik meermalen in persoon gezien en gesproken in uitvoering van mijn functie als hoofdagent.
Op p. 156 worden bovenaan twee foto’s getoond, waarvan de onderste van die twee foto’s als datum behelst: 28/02/2014 10:43:08. Het onderschrift van deze foto’s luidt: Foto’s uit de email. Bij deze twee foto’s is met rode pen een pijl gezet gericht op telkens de meest linker persoon op deze foto’s.
20. Een proces-verbaal van bevindingen schoenen [verdachte] en [naam 11] met proces-verbaalnummer 2014051461 van 16 april 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 13] (doorgenummerde pagina’s 171-173).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 15 april 2014 bekeek ik de camerabeelden van de overval en vergeleek deze met de camerabeelden van de Shoperade.
Schoenen [naam 11]
Ik zag dat de schoenen welke werden gedragen door [naam 11] op de beelden van de Shoperade, waarbij hij herkenbaar is aan de witte pleister op zijn voorhoofd, zeer veel overeenkomsten vertonen met de schoenen van de persoon welke tijdens de overval als eerste op de motorscooter stapt en deze tijdens de vlucht bestuurt. Ik zag dat de schoenen donker van kleur waren. Ik zag dat de schoenen een wit accent aan de zijkant hadden. Ik zag dat de schoenen een licht kleurige zool hadden met op de neus een donker gedeelte.
21. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, zijnde een Kennisgeving van inbeslagneming van 12 maart 2014, gerapporteerd door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 13] (doorgenummerde pagina’s 231-242).
Deze kennisgeving houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Inbeslagneming
Plaats : [adres 3] [nummer 2] te Amsterdam
(boxruimte van percelen [nummer 2] tot en met [nummer 3] )
Datum en tijd : 28 februari 2014 te 13:50 uur
Omstandigheden : Goederen zaten in de tas waarvan gebruik is gemaakt
tijdens de overval
Volgnummer 1
Categorie omschrijving : Colli/fust
Bijzonderheden : Fides trauringe inhoud 114 zilverkleurige ringen
Volgnummer 2
Categorie omschrijving : Colli/fust
Bijzonderheden : Tablet cilor traurings met 32 zilverkleurige ringen
22. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 10 april 2014 van NFI-deskundige drs. [naam 30] , betreffende een Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een gewapende overval gepleegd in Amsterdam op 28 februari 2014 (doorgenummerde pagina’s 269-271).
Dit rapport houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van voornoemd deskundige:
In deze zaak zijn een onderzoek naar biologische sporten en een DNA-onderzoek uitgevoerd.
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAGR0503NL#01 bemonstering met bloed (big shopper)
Resultaten, interpretatie en conclusie
Tabel 1 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAGR0503NL#01
[verdachte]
kleiner dan één op één miljard
Tabel 2 Overzicht opgenomen en/of vergeleken DNA-profielen
SIN
Omschrijving
Datum opname
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
AAGR0503NL#01
Bemonstering met bloed
02 april 2014
[verdachte]
NFI-zaaknummer 2014.03.25.061
Omschrijving onderzoeksmateriaal bemonstering met bloed
DNA-identiteitszegel AAGR0503NL#01
Soort DNA-profiel enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel kleiner dan één op één miljard
NFI-zaaknummer 2013.11.05.052
Omschrijving onderzoeksmateriaal een referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte]
(geboren op 18 november 1996)
Soort DNA-profiel enkelvoudig DNA-profiel
Datum opnamen DNA-databank 11 november 2013
23. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 31 oktober 2014 van NFI-deskundige drs. [naam 32], betreffende een Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een gewapende overval gepleegd in Amsterdam op 28 februari 2014.
Dit rapport houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van voornoemd deskundige:
In deze zaak zijn een onderzoek naar biologische sporten en een DNA-onderzoek uitgevoerd.
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAGR0501NL#01 Bloedbemonstering buddyseat scooter
AAGR0504NL#01 Bloedbemonstering draaiknop deur naar trappenhuis
Resultaten, interpretatie en conclusie
Tabel 1 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Beschrijving DNA-profiel/ bloed kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAGR0503NL#01
AAGR0504NL#01
DNA-profiel van een man
[verdachte]
kleiner dan 1 op 1 miljard
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en onder 2 subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie van [nummer 3] maanden, met aftrek van voorarrest, en tot een gedragsbeïnvloedende maatregel van 12 maanden, subsidiair [nummer 2] maanden jeugddetentie. Voorts heeft de rechtbank de benadeelde partijen [naam 2] en [naam 3] niet-ontvankelijk in de vordering verklaard, heeft de rechtbank in de zaak met parketnummer 13/667042-12 de proeftijd met een jaar verlengd, en heeft de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, en onder 2 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van [nummer 3] maanden, met aftrek van voorarrest, en tot een gedragsbeïnvloedende maatregel van 12 maanden, subsidiair [nummer 2] maanden jeugddetentie. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [naam 2] wordt toegewezen, de benadeelde partij [bedrijf 1] niet ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, en dat in de zaak met parketnummer 13/667042-12 de tenuitvoerlegging wordt bevolen van een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een juwelier, waarbij de ruit van de juwelier is ingeslagen met een hamer en een groot aantal sieraden is weggenomen. Door dit handelen heeft de verdachte geen enkel respect getoond voor de eigendommen van een ander. De overval vond bovendien plaats op de openbare weg en op klaarlichte dag, zodat veel omstanders, onder wie jonge kinderen, hiervan getuige zijn geweest. Een aantal omstanders is daarbij door de overvallers bedreigd met een vuurwapen, waarbij werd geroepen dat niet gekeken mocht worden en dat er geschoten zou worden. Het hof acht dit een zeer ernstig feit en rekent het de verdachte ernstig aan dat hij hieraan heeft deelgenomen. Naast de (financiële) schade die een dergelijk feit met zich meebrengt, kunnen getuigen van een dergelijke overval nog langdurig psychisch last daarvan ondervinden. Bovendien versterken zulke feiten de gevoelens van onveiligheid in de maatschappij, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring van [naam 2] .
Het hof overweegt met betrekking tot de strafoplegging als volgt.
De door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf doet, mede gelet op de omstandigheid dat er veel omstanders, onder wie kinderen van zeer jonge leeftijd, getuige waren van de overval, dat deze zijn bedreigd met geweld, dat de overval plaatsvond op klaarlichte dag en op de openbare weg, onvoldoende recht aan de ernst van het feit.
Voorts heeft het hof ten nadele van de verdachte bij de strafoplegging betrokken dat deze, blijkens een hem betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 april 2016, eerder ter zake van het plegen van een overtreding van artikel 312 Wetboek van strafrecht onherroepelijk is veroordeeld.
Gelet hierop zou het hof een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 12 maanden, zoals ook door de Officier van Justitie in eerste aanleg is geëist, passend achten. Gelet evenwel op het tijdsverloop in de onderhavige zaak, alsmede op de omstandigheid dat het hof de verdachte van het – geringere – tweede feit vrijspreekt, acht het hof in dit geval oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 11 maanden, passend en geboden.
Het hof zal daarbij, gelet op artikel 77w lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, en mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals ter terechtzitting in hoger beroep van 10 mei 2016 naar voren gebracht, geen gedragsbeïnvloedende maatregel opleggen.
Vordering van de benadeelde partij [naam 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 800,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof stelt bij de beoordeling van de vordering voorop dat een enkel psychisch onbehagen onvoldoende is voor toekenning van een schadevergoeding voor immateriële schade op grond van artikel [nummer 2] :106 van het Burgerlijk Wetboek. Het dient te gaan om een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, althans de benadeelde zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij de vordering, gelet op bovenstaande, onvoldoende heeft onderbouwd. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77i, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Kinderrechter te Amsterdam van 16 januari 2013 opgelegde voorwaardelijke werkstraf van 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [naam 2]
Verklaart de benadeelde partij [naam 2] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Amsterdam van 16 januari 2013, parketnummer 13-667042-12, te weten van:
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagenjeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. P.F.E. Geerlings en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. E.C. van der Drift, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 mei 2016.
Mr. Van Heusden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[............]