ECLI:NL:GHAMS:2016:5850

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
23-004757-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Amsterdam inzake wapenbezit en onrechtmatige aanhouding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren op 12 augustus 1970, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en een boksbeugel op 19 januari 2013 in Amsterdam. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 240 uren taakstraf, subsidiair 120 dagen hechtenis. Het hof oordeelde dat de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking kwam in de door de advocaat-generaal gevorderde straf. Het hof heeft de aanhouding van de verdachte rechtmatig geacht, ondanks de verweren van de verdediging dat de aanhouding onrechtmatig was en dat het bewijs uitgesloten moest worden. Het hof achtte bewezen dat de verdachte in het bezit was van een revolver en munitie, en dat hij ook een boksbeugel voorhanden had. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarbij de tijd in voorarrest in mindering werd gebracht. Het hof heeft de in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Uitspraak

parketnummer: 23-004757-14
datum uitspraak: 22 januari 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 november 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-730004-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op 12 augustus 1970,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen op of omstreeks 19 januari 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een revolver, merk Röhm (RG) model Little Joe .22 Long Rifle, en/of munitie van categorie III, te weten een of meerdere patro(o)n(en) kaliber .22 Long Rifle, merk CCI, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2:
hij, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen op of omstreeks 19 januari 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen, van categorie I, onder 3°, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Gevoerde verweren

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aan de hand van zijn overgelegde pleitaantekeningen het volgende betoogd:
a. Het onderzoeksteam heeft informatie ontvangen dat de verdachte momenteel in het bezit was van een vuurwapen. Gelet op het feit dat de betrouwbaarheid van deze informatie niet kon worden getoetst, mocht de aanhouding op basis van deze informatie niet geschieden. De aanhouding van de verdachte is dan ook onrechtmatig en het als gevolg van deze aanhouding verkregen bewijs moet derhalve van het bewijs uitgesloten worden.
De verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft enkel een vriend, [vriend] laten meerijden. De verdachte wist op het moment dat [vriend] in de auto stapte niet dat deze in het bezit was van een wapen en werd daar in de auto pas mee geconfronteerd. Hij heeft ook niet de gelegenheid gehad om [vriend] uit de auto te zetten. [vriend] heeft verklaard dit wapen op straat te hebben gevonden wat goed mogelijk is, omdat dit volgens informatie op de site van AT5 ook op 18 juli 2015 is gebeurd in Amsterdam. [vriend] heeft zijn verklaring dat hij het wapen op straat heeft gevonden, als getuige onder ede bevestigd bij de raadsheer-commissaris.
De in de auto van de verdachte aangetroffen boksbeugel was kinderspeelgoed. De boksbeugel was gemaakt van plastic, het gewicht 1 gram en het materiaal was dun. Deze boksbeugel kan niet beschouwd worden als een wapen.
Het hof verwerpt deze verweren en overweegt hieromtrent als volgt.
a. (on)rechtmatige aanhouding
Uit het proces-verbaal van afgeschermde informatie van 19 januari 2013 blijkt het volgende:
De verdachte is momenteel in het bezit van een vuurwapen. Hij draagt dat voortdurend bij zich in verband met een conflict van 6 à 7 jaar geleden waarbij iemand is omgekomen. Tevens wordt er melding gemaakt van het telefoonnummer van de verdachte en van zijn adres. Het nu verstrekken van meer informatie over het onderzoek waaruit deze informatie is voortgekomen, zou dit onderzoek ernstig schaden.
Naar aanleiding van deze informatie is op 19 januari 2013 het onderzoek 13ELMO gestart onder leiding van de officier van justitie. Op 21 mei 2014 is een aanvullend proces-verbaal (met bijlagen) ontvangen. In de bijlagen zijn opgenomen de in het in eerste instantie afgeschermde onderzoek voorkomende tapgesprekken. Hierin bevindt zich onder meer een tapgesprek (blz. 6) d.d. 14 januari 2013 waaruit blijkt dat de verdachte zich op dat moment bedreigd voelt en nu dagelijks met een kachu (= hoorn = ook een ander woord voor een wapen) rondloopt. Deze wetenschap was bekend bij de officier van justitie, op het moment van aanhouding van de verdachte, zo blijkt uit de mededeling van de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep. Deze informatie is naar het oordeel van het hof voldoende concreet en gedetailleerd op grond waarvan een verdenking jegens de verdachte is ontstaan in verband met overtreding van de Wet wapens en munitie.
De verdachte is rechtmatig aangehouden en het bewijs is ook rechtmatig verkregen.
[vriend]
heeft bij de raadsheer-commissaris op 23 september 2015 verklaard dat hij het wapen kort voor de aanhouding op straat in de sneeuw gevonden heeft, er een trap tegenaan heeft gegeven waardoor het wapen enkele meters over straat gleed en dat het wapen in de auto uit zijn jaszak is gevallen toen het arrestatieteam hem uit de auto trok. Eerder heeft [vriend] op 20 januari 2013 bij de politie verklaard (blz. 17) dat de politie hem uit de auto had getrokken en dat het wapen wel gevallen zal zijn.
Verbalisant AOT NW 23, opsporingsambtenaar van politie, heeft op 19 januari 2013 twee verdachten die zich bevonden in een zwart voertuig, merk Citroën, type Berlingo, aangehouden. Het betrof de verdachte en [vriend] . De verbalisant ziet dat de bestuurder uit de auto wordt gehaald en dat de bijrijder nog in de auto zit met de autogordel nog vast; diagonaal gespannen over de borst van de bijrijder. De handen van de bijrijder waren hoog buiten het voertuig gestoken. Hij ziet vervolgens een op een revolver gelijkend voorwerp liggen ter hoogte van het middenconsole. Bij onderzoek aan het wapen blijkt niet van een noemenswaardige kras, val, roest of andere schade. Het wapen is droog.
Het hof stelt vast dat de bevindingen van voornoemde verbalisant erop duiden dat de revolver niet tijdens de arrestatie uit de jaszak van [vriend] is gevallen. Toen deze nog in de gordel op de bijrijder stoel zat, lag de revolver immers al ter hoogte van de middenconsole van de auto. Ook de bevindingen met betrekking tot de conditie van het aangetroffen wapen stroken niet met de verklaring van [vriend] dat hij het wapen kort voor de aanhouding in de sneeuw heeft gevonden, waarbij hij er tegenaan heeft geschopt waardoor het wapen enkele meters was weggeleden.
Gelet op het voorgaande acht het hof de verklaring van [vriend] dat hij het wapen op straat heeft gevonden, het vervolgens in zijn jas heeft gestoken, kort aan de verdachte heeft laten zien en opnieuw in zijn jaszak heeft gestoken, waarna het wapen bij het verlaten van de auto uit zijn jaszak zou zijn gevallen ongeloofwaardig. Het hof stelt die verklaring om deze redenen terzijde.
Het hof acht bewezen dat de revolver in het bezit van de verdachte was en in zijn bezit is gebleven.
Het wapen wordt aangetroffen ter hoogte van de middenconsole van de auto die eigendom is van de verdachte en waarmee de verdachte zich vervoert. De verdachte heeft op 14 januari 2013 een telefoongesprek gevoerd waarin hij zegt dat hij lastig wordt gevallen door een man en dat hij nu dagelijks met zijn kachu loopt. Het hof gaat er vanuit dat met katchu een wapen wordt bedoeld, wat mede is gebaseerd op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, waar hij verklaart dat hij in het telefoongesprek van 14 januari 2014 katchu heeft gezegd, wat “wapen” betekent.
De boksbeugel
Inspecteur van politie T-388, dienstdoende bij de Dienst Regionale Recherche, Forensische Opsporing, Bureau Wapens, Munitie en Explosieven, materiedeskundige vuurwapens heeft verklaard dat de bij de verdachte aangetroffen boksbeugel een wapen is als genoemd in artikel 2, lid 1, aanhef, categorie 1 onder 3e van de Wet Wapens en Munitie. Dit wapen is een om de vingers sluitend geheel van onderling met elkaar verbonden ringen, zwart van kleur en van kunststof vervaardigd.
Het begrip
boksbeugelis niet nader omschreven, ook niet in de Regeling Wapens en Munitie. In het oude Besluit ongewenste handwapenen werd de boksbeugel geduid als een om de hand sluitende ring, of om de vingers sluitende ringen, al dan niet voorzien van uitsteeksels aan de ring(en). De ongewenstheid van dit handwapen zit hem in het effect dat bij een slag bij een slachtoffer teweeg kan brengen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 19 januari 2013 te Amsterdam, een wapen van categorie III, te weten een revolver, merk Röhm (RG) model Little Joe .22 Long Rifle, en munitie van categorie III, te weten patronen kaliber .22 Long Rifle, merk CCI, voorhanden heeft gehad.
2:
hij op of 19 januari 2013 te Amsterdam een wapen, van categorie I, onder 3°, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot 240 uren taakstraf subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest conform artikel 27 Wetboek van Strafrecht en de revolver en de munitie onttrokken aan het verkeer verklaard.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is in zijn auto op de openbare weg aangetroffen met een voor onmiddellijk gebruik gereed vuurwapen met bijbehorende munitie. De verdachte was onbevoegd een vuurwapen en munitie voorhanden te hebben. Tegen onbevoegd wapenbezit dient krachtig te worden opgetreden; het stijgend aantal slachtoffers van vuurwapengeweld in de samenleving onderstreept de noodzaak hiervan. De thans bewezenverklaarde feiten zijn buitengewoon ernstig en brengen in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Tevens bevond zich in de rechterjaszak van de verdachte een boksbeugel, een wapen waarmee iemand verwondingen kunnen worden toegebracht.
Zoals blijkt uit een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 december 2015 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld, waaronder eveneens voor overtreding van de Wet wapens en munitie.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Op grond van de LOVS-oriëntatiepunten is bij het voorhanden hebben van een revolver van categorie III in beginsel een gevangenisstraf van drie maanden gerechtvaardigd. Straf vermeerderend in deze zaak is het feit dat het vuurwapen geladen was en onder handbereik lag in een auto.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK revolver RÖHM LITTLE JOE (4453959);
5 STK patroon (4454168);
1. STK boksbeugel (4454150).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. M.M. van der Nat en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. O. Boekraad, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 januari 2016.
\
=========================================================================
[…]