3.1.Partijen zijn geboren uit het huwelijk van [X] (hierna: de vader) en [Y] (hierna: de moeder). De vader en de moeder worden hierna gezamenlijk ook wel aangeduid als de ouders. De ouders waren in gemeenschap van goederen gehuwd.
De ouders hebben een kledingwinkel geëxploiteerd. De winkel was ondergebracht in [de B.V.] (hierna: de B.V.) waarvan de aandelen aan de ouders toebehoorden. De winkel is gevestigd in twee panden aan [adres] [nr. 3] en [nr. 4] , welke privé eigendom van de ouders waren. De ouders verhuurden deze panden aan de B.V. De zoon is bij de bedrijfsvoering betrokken geraakt en heeft in 1983 40% van de aandelen overgenomen en in 1998 de andere 60%.
De ouders hebben op 3 februari 2008 een verklaring ondertekend met de volgende inhoud:
“Deze verklaring is geschreven door [X] en [Y] en is een aanvulling op onze testamenten. Wij stellen deze verklaring op om vast te leggen dat er in het verleden besluiten zijn genomen, waardoor onze dochters benadeeld zijn. Een situatie die gecorrigeerd dient te worden.
De benadeling heeft te maken met twee belangwekkende zaken ten aanzien van onze vermogenspositie, n.l. de overdracht van de aandelen in [de B.V.] en de door [de B.V.] betaalde huur van de winkelruimtes op [adres] in [d] .
Uitgangspunt bij de besluiten van toen is geweest dat zoon [de zoon] niet met hoge lasten moest worden opgezadeld, echter dit heeft natuurlijk wel geleid tot een onevenredige bevoordeling van laatstgenoemde en daarmee benadeling van onze dochters.
Middels deze verklaring willen we nu vastleggen dat onze dochters benadeeld zijn ten opzichte van onze zoon en dat dit op enig moment rechtgetrokken moet worden.
Hieronder wordt aangegeven voor beide transactie in welke vorm de benadeling heeft plaatsgevonden en van welke omvang deze is.
I.
Huur [adres] [nr. 3] en [nr. 4]
Uit de taxatie, in onze opdracht gedaan in 2007, is gebleken dat de huur op dit moment € 80.000 lager is, dan wanneer de panden nu aan een willekeurige persoon of bedrijf worden verhuurd op basis van een zakelijke huur.
Terugkijkend naar de situatie per 1 januari 2000, de datum waarop het huidige huurcontract werd afgesloten, ontstaat het volgende beeld. Uit informatie verkregen van DTZ Zadelhoff blijkt dat (. . .) De totale huursom voor de twee panden (…) in 2000 € 101.935 moet(..) zijn geweest.
(. . .)
Verkoop aandelen [de B.V.] .
(…)
De overdracht is met terugwerkende kracht tot stand gekomen per 1 januari 1998.
Ultimo 1997 was de intrinsieke waarde volgens de balans van de vennootschap echter fl 1.200.000. Ook in de Inkomstenbelastingaangifte van [de zoon] over het jaar 1997 is het door hem gehouden 40% belang gewaardeerd op fl 480.000 (. . .). Op die basis zou ons belang dus een waarde vertegenwoordigen van fl 720.000.
(. . .)
Nu ons belang is overgenomen voor een bedrag van fl 480.000, (. . .) heeft er een onttrekking ten laste van ons vermogen en volledig ten gunste van [de zoon] plaatsgevonden ter grootte van fl. 240.000.
(. . .)
Conclusie
Het is onze uitdrukkelijke wens dat bij de verdeling van de erfenis, de benadeling van onze dochters wordt gecorrigeerd (. . .)
Eind 2007 beliep het totaal dat ieder van onze dochters benadeeld is t.o.v. onze zoon een bedrag van € 763.425 (inclusief de eerder genoemde enkelvoudige rente).”
De moeder is op 25 februari 2010 overleden. In haar op 18 juli 2008 verleden testament heeft zij de vader en de dochters tot haar erfgenamen benoemd en aan de zoon een bedrag gelegateerd dat overeenkomt met de waarde van de legitieme vordering waarop hij aanspraak kon maken, onder de verplichting op het legaat in mindering te brengen hetgeen hij aan schenkingen heeft ontvangen, maar tenminste een bedrag van € 300.000,-. Daarbij dient rekening te worden gehouden met haar verklaring van 3 februari 2008.
Op 17 juli 2012 is tussen de vader als ondergetekende sub 1, de zoon als ondergetekende sub 2, de dochters als ondergetekenden sub 3 en 4 en [Z] , executeur tevens echtgenoot van [dochter 2] , als ondergetekende sub 5, een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen waarbij zij de hoogte van het legaat, overeenkomend met de waarde van de legitieme vordering van de zoon, in de nalatenschap van de moeder hebben vastgesteld. Voor zover van belang luidt de overeenkomst als volgt:
“(. . .)
zijn overeengekomen en stellen vast:
1.
De nalatenschap is als volgt samengesteld:
Bezittingen
(. . .)
(. . .) [adres] [nr. 3] - 1.565.000,00
(. . .) [adres] [nr. 4] - 586.000,00
(. . .)
Totaal € 3.231.140,00
Schulden
Schuldigerkenning aan ondergetekende sub 3 totaal € 228.210,00
Schuldigerkenning aan ondergetekende sub 4 totaal - 228.210,00
Totaal € 456.420,00
2. (. . .)
(. . .) omdat door ondergetekende sub 2 gedurende meerdere jaren een lage huur zou zijn betaald in verband met door hem van de overledene en ondergetekende sub 1 gehuurde bedrijfsruimte en wegens een vermeende lage koopsom voor de aandelen in de familie onderneming, zijn partijen in overleg getreden om de hoogte van deze eventuele bevoordelingen vast te stellen.
3.
De vordering van ondergetekende sub 2 bedraagt € 150.000,00 bruto voor heffing van erfbelasting.
4.
De vordering in contanten zal ten laste van het erfdeel van vader (conform het bepaalde in het testament), na aftrek van de hierover verschuldigde erfbelasting (. . .) worden uitgekeerd aan de zoon (. . .).
7. Door ondertekening van deze overeenkomst door alle partijen is de legitieme vordering van de zoon vastgesteld.”
Op 1 januari 2013 is de vader overleden. In zijn testament, dat evenals dat van de moeder is gedateerd 18 juli 2008, heeft hij de dochters (naast de moeder) tot zijn erfgenamen benoemd. Ook de vader heeft aan de zoon een bedrag gelegateerd dat overeenkomt met de waarde van de legitieme vordering waarop hij aanspraak kon maken, onder de verplichting op het legaat in mindering te brengen hetgeen hij aan schenkingen heeft ontvangen, maar tenminste een bedrag van € 300.000,-. Voorts heeft ook de vader bepaald dat daarbij rekening diende te worden gehouden met zijn verklaring van 3 februari 2008.
De vader heeft in het testament de dochters zowel tezamen als ieder afzonderlijk tot executeur benoemd. De dochters hebben de benoeming aanvaard.