Met betrekking tot het door CFNR gedane beroep op de uitzondering van artikel 1:88, lid 5, BW spelen twee kwesties, waarvan de eerste is dat beoordeeld moet worden of de rechtshandeling is aangegaan ten behoeve van de normale bedrijfsuitoefening van Zermatt, en waarvan de tweede is dat onderzocht moet worden of [appellant] , die bestuurder was van Zermatt, ook is aan te merken als houder van de meerderheid van de aandelen in Zermatt. Aan [appellant] is opgedragen omtrent de beide genoemde kwesties meer (deugdelijke en verifieerbare) informatie te verstrekken.
Er zijn daarom twee vragen:
2.4.2.Met CFNR is het hof van oordeel dat [appellant] aan deze opdracht niet heeft voldaan:
- het hof is er in het laatste tussenarrest van uitgegaan dat ten tijde van de aankoop van het motorschip F&S Luxembourg S.A. (vanaf 2007 dan wel 2009 F&S Investholding S.A. geheten) voor 99% aandeelhouder van Zermatt was en [appellant] voor 1%. Deze aanname was in overeenstemming met enkele uitlatingen van partijen in de procedure en met de getuigenverklaringen van [B] en [D] (zijnde de persoon, als accountmanager verbonden aan een Luxemburgs accountantskantoor, die naar het getuigenverhoor gekomen om opheldering te verschaffen “in de mistbank die door CFNR is geschapen”). [appellant] heeft erop gewezen dat volgens het uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel te Luxemburg van 23 januari 2008 ervan moet worden uitgegaan dat ten tijde van het aangaan van de geldleenovereenkomst, januari/februari 2008, Seline Finance Ltd voor 99% en Seline Management Ltd voor 1% de aandeelhouders van Zermatt waren. Dat van deze aandelenverhouding moet worden uitgegaan vindt bevestiging in een van de bijlagen die zijn gevoegd bij de brief van De Meester, advocatenkantoor te Luxemburg, van 8 november 2012, te weten een stuk, opgemaakt op 10 april 2009, waarin staat dat Seline Finance S.A. op 1 december 2008 haar 99 aandelen in Zermatt heeft overgedragen aan F&S Luxembourg S.A.;
- omtrent de positie die Van [appellant] in dit geheel inneemt is geen duidelijkheid verschaft. Op 3 januari 2008, in de periode dat het motorschip werd gekocht, is [appellant] tot directeur van Zermatt benoemd. Uit hetgeen in de procedure naar voren is gekomen, onder meer de getuigenverklaring van [B] , blijkt dat de bank van Zermatt heeft verlangd dat [appellant] “commitment” toonde. Vaststaat dat [appellant] , ook volgens de eigen bedoeling, in verband met de aankoop van het motorschip, € 327.500,- aan Zermatt heeft geleend. Uitgaande van het aandeelhouderschap in die periode van Seline Finance en Seline Management is onduidelijk waarom de bank de eerdergenoemde eis heeft gesteld en waarom [appellant] , wanneer hij - zoals hij lijkt te stellen - geen enkele band met de aandeelhouders zou hebben, aan die eis heeft voldaan;
- daar komt bij dat in de considerans van de overeenkomst van geldlening, zoals deze is gewijzigd door [B] , is opgenomen dat het aanvankelijk de bedoeling is geweest dat het motorschip zou worden aangekocht met verschaffing door [appellant] , dan wel zijn vennootschap [X] Holding B.V., van een lang vermogen ten bedrage van € 2.947.500,- , zulks onder de verplichting dat zij gedurende de looptijd van de geldlening steeds het benodigde werkkapitaal van Zermatt zouden verstrekken. Hieruit kan worden opgemaakt dat de betrokkenheid van [appellant] bij Zermatt (aanzienlijk) verdergaat dan (enkel) de hoedanigheid van directeur van de vennootschap;
- daar komt verder bij dat zonder verklaring, die is uitgebleven, niet goed voorstelbaar is dat [appellant] , die, zoals vermeld, in per januari 2008, in de periode dat het motorschip voor een aanzienlijk bedrag werd aangekocht, (enig) directeur van Zermatt is geworden, geen informatie zou kunnen geven over degene die in die periode aandeelhouder(s) van Zermatt was (waren) en die bij deze aankoop, een voor de onderneming aanzienlijke investering, nauw betrokken geweest moet(en) zijn;
- de onduidelijkheid versterkend is dat in de memorie na enquête door [appellant] is gesteld (p. 8) dat F&S Investholding zal worden gebruikt voor de verkoop van het schip in 2015 en dat om die reden per 1 januari 2015 zowel [B] als [appellant] als directeur van F&S Investholding is benoemd. Het hof voegt hieraan toe dat blijkens het aandeelhoudersregister van Seline Finance Ltd, door [appellant] overgelegd bij akte na tussenarrest, [D] met ingang van 30 april 2012 enig aandeelhouder van deze vennootschap is geworden. Terwijl deze mededelingen in het kader van de door het hof gestelde vraag vragen oproepen, is iedere toelichting van de zijde van [appellant] uitgebleven.
2.4.3.In het licht van het voorgaande is, na de door het hof gegeven opdracht, de (enkele) overlegging door [appellant] van uittreksels uit het Engelse handelsregister, waarin staat dat in de periode waarin de overeenkomst is gesloten [J] enig aandeelhouder was van Seline Finance en Seline Management, ten enen male onvoldoende. Zoals CFNR aanvoert is zeer wel mogelijk dat [J] slechts “nominee stockholder” van de beide genoemde vennootschappen was en dat achter hem (een) daadwerkelijke aandeelhouder(s), zoals [appellant] , schuil ging(en).