ECLI:NL:GHAMS:2016:875

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2016
Publicatiedatum
10 maart 2016
Zaaknummer
23-003702-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van elektriciteits- en datakabels en schuldheling van waardevolle goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van diefstal van elektriciteits- en datakabels en schuldheling van diverse waardevolle goederen, waaronder gereedschap. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder diefstal uit een nieuwbouwpand en het verwerven van goederen waarvan de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen waren. Het hof heeft de zaak behandeld na een onderzoek ter terechtzitting op 23 februari 2016, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten naar voren hebben gebracht.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 juni 2012 samen met anderen heeft ingebroken in een nieuwbouwpand in Heerhugowaard en daarbij kabels heeft gestolen. Daarnaast heeft hij op 21 juni 2012 in Nieuwe Niedorp een aantal goederen verworven, waarvan hij had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen waren. De verdachte heeft betoogd dat hij de goederen via marktplaats had gekocht, maar het hof oordeelde dat hij onvoldoende onderzoek had gedaan naar de herkomst van deze goederen.

Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van diefstal en schuldheling gehandhaafd. De rechtbank Noord-Holland had eerder een taakstraf opgelegd, maar het hof heeft de straf verlaagd naar 80 uren taakstraf, met een voorwaardelijke hechtenis van 40 dagen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

Uitspraak

parketnummer: 23-003702-15
datum uitspraak: 8 maart 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 28 augustus 2015 in de strafzaak onder parketnummer
14/135233-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 20 juni 2012 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een nieuwbouwpand (gelegen aan op een bouwterrein aan de [adres 2] , aldaar) een of twee (elektriciteits en/of data)kabel(s) en/of een of twee haspel(s) met (elektriciteits en/of data)kabel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 20 juni 2012 in de gemeente Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, een of twee (elektriciteits en/of data)kabel(s) en/of een haspel met (elektriciteits en/of dat)kabel heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
2:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Nieuwe Niedorp, gemeente Hollands Kroon, in elk geval in Nederland, een doos met 22 rollen ducttape (merk KIP) en/of een doos met 23 onderkledingpakketten en/of een GTA air control system en/of een of twee breekhamer(s) (merk Bosch) en/of een of twee reciproza(a)g(en) (merk Milwaukee) en/of een Torchcross scientific CMXe en/of een haspel (merk Gilze) en/of drie, althans een of meerdere bus(sen) purschuim (merk Berner) en/of een bus fluorescerende verf en/of drie, althans een of meerdere koker(s) met ijzerzaagjes (merk Berner) en/of een heggeschaar en/of vijftien, althans een of meerdere pa(a)r(en) werkhandschoenen en/of een betonschaar en/of een of twee breekijzer(s) en/of een schroefboormachine (merk Makita) en/of vier, althans een of meerdere rol(len) met draad, althans een hoeveelheid bouwmateriaal en/of installatiemateriaal en/of gereedschap heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
3:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Nieuwe Niedorp, gemeente Hollands Kroon, in elk geval in Nederland, een minigraver (merk Yanmar) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat goed wist, althans rederlijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
4 primair:
hij op of omstreeks 22 mei 2011 te Zwaagdijk, gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (een werkplaats, gelegen aan de [adres 3] , aldaar) heeft weggenomen een of twee gereedschapkast(en) en/of een (grote) hoeveelheid gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, te weten een of meerdere gereedschapskastsleutel(s) en/of een sleutel van een roldeur, tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
4 subsidiair:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Nieuwe Niedorp, gemeente Hollands Kroon, in elk geval in Nederland, een compressor (merk Fini) en/of een Compact 20 RAACO en/of een gereedschapskast, inhoudende gereedschap en/of een lasapparaat (merk Selco) en/of een snijbrander met (een) gasfles(sen) en/of een kist met slaggereedschap en/of een boor (merk Bosch) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Bespreking verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 betoogd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de bonnen van de goederen die in de loods van de verdachte aanwezig waren in beslag zijn genomen en hij daarom niet meer kan aantonen dat deze goederen een legale herkomst hebben.
Het hof verwerpt dit verweer reeds omdat het feitelijke grondslag mist. In het dossier bevinden zich een brief van 5 september 2014 van de officier van justitie aan de (vorige) raadsman alsmede een brief van
1 oktober 2014 van de officier van justitie aan de voorzitter van de rechtbank met daarbij gevoegd een excellijst van de bij de doorzoeking in de loods aangetroffen goederen alsmede de ontvangstbewijzen van deze aangetroffen goederen. Het hof heeft geen enkele aanleiding te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de inhoud van deze stukken. Uit deze stukken blijkt dat er geen bonnen dan wel bescheiden of andere administratie in beslag is genomen. Derhalve is niet gebleken van een vormverzuim waaraan enige consequentie moet worden verbonden.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 3 en 4 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Feit 3
Het hof is van oordeel dat op grond van het aantreffen van de minigraver bij de loods van de verdachte en de aangifte van diefstal van deze minigraver (doorgenummerde pagina 128-133) is komen vast te staan dat de verdachte met de minigraver een door misdrijf verkregen goed voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft verklaard dat hij de onderhavige minigraver voor een bedrag van ongeveer € 6.500 via marktplaats heeft gekocht, wetende dat het bedrijf [bedrijf 3] failliet was verklaard. Het hof acht deze verklaring niet dermate onaannemelijk dat daaraan geen geloof kan worden gehecht. Mede gelet hierop is niet komen vast te staan dat de verdachte
ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgenvan deze minigraver de criminele herkomst ervan kende althans deze redelijkerwijs had moeten vermoeden. Ook de hoogte van het bedrag dat de verdachte stelt voor de aanschaf van de minigraver te hebben betaald, geeft op zichzelf geen aanleiding tot de conclusie dat op de verdachte, vanwege de vraagprijs, de plicht rustte nader onderzoek naar de herkomst van dit goed te doen.
Feit 4
Ten aanzien van het onder 4 primair tenlastegelegde is naar het oordeel van het hof niet komen vast te staan dat de verdachte deze diefstal heeft gepleegd.

Bespreking verweren

De raadsman heeft betoogd dat de staandehouding, aanhouding en doorzoeking in de loods van de verdachte onrechtmatig hebben plaatsgevonden. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de vereiste objectieve feiten en omstandigheden voor een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit hebben ontbroken. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat een wijkagent de rechercheur die met de zaak bezig was op de hoogte heeft gebracht van het bestaan van de loods van de verdachte waarna de loods zonder toestemming van de verdachte door de officier van justitie is doorzocht. De raadsman heeft verzocht het als gevolg hiervan onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal uit te sluiten van het bewijs en de verdachte wegens onvoldoende resterend wettig bewijs vrij te spreken van alle tenlastegelegde feiten.
Het hof verwerpt de door de raadsman gevoerde verweren en overweegt daartoe als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina 15) is er op 20 juni 2012 een melding terzake diefstal gedaan door [getuige 1] . [getuige 1] verklaarde dat hij omstreeks 02.00 uur vanuit zijn woning aan de [adres 4] te Heerhugowaard naar de bouwplaats aan de [adres 2] te Heerhugowaard keek en daar jongens zag lopen. Een van de jongens droeg een blauwe jas met capuchon en een rode pet. Kort hierop zag [getuige 1] de jongens naar een Jeep rennen en daarin wegrijden. Blijkens het proces-verbaal verhoor getuige van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina 16) heeft [getuige 2] verklaard dat hij op 20 juni 2012 omstreeks 02.00 uur in zijn woning aan de [adres 4] te Heerhugowaard kwam en dat hij schuin voor zijn woning een jeep zag staan met een man op de bestuurdersstoel. Toen [getuige 1] zijn aan het bouwterrein aan de [adres 2] grenzende achtertuin betrad, zag hij twee hoofden boven de tussengelegen schutting uitkomen. In de woning vertelde zijn vader ( [getuige 1] voornoemd) dat hij vanaf 01.00 uur al een auto zag staan en geluiden hoorde achter het huis. Hierop heeft [getuige 2] de politie gebeld.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina 18) blijkt dat zij op 20 juni 2012 omstreeks 02.20 uur een melding kregen naar de [adres 4] te Heerhugowaard te gaan alwaar een Jeep zou staan en waar de melder de situatie niet vertrouwde. De verbalisanten waren om 02.26 uur ter plaatse en zagen, nadat zij de [adres 2] waren opgereden, op de rotonde met de kruising van de Westtangent een op een Jeep gelijkend voertuig rijden. Zij hebben het voertuig een stopteken gegeven waaraan de bestuurder voldeed. Toen het voertuig tot stilstand was gekomen, zagen de verbalisanten dat de bestuurder uitstapte en het portier achter hem opende, waarna een andere jongen vanuit de auto hard wegrende.
De bestuurder van de auto bleek te zijn genaamd [verdachte] en een andere passagier in de auto bleek te zijn genaamd [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] was gekleed in een blauw jack en droeg een rood petje.
De verbalisanten zagen achter in het voertuig afgeknipte kabels liggen en een haspel met meeraderige kabel. Hierop hebben zij [verdachte] en [medeverdachte 1] aangehouden op verdenking van diefstal.
Ten aanzien van de staandehouding geldt dat sprake was van een situatie waarin melding was gedaan van de aanwezigheid van verschillende jongens op een bouwterrein in de nachtelijke uren waarbij ook geluiden waren gehoord. Voor de woning van de melders bleek gedurende ongeveer een uur een Jeep te hebben gestaan, naar welk voertuig de jongens waren gerend en waarin zij waren weggereden. Toen naar aanleiding van de melding aanrijdende opsporingsambtenaren in de directe nabijheid van de [adres 2] een op een Jeep gelijkend voertuig zagen rijden, hebben zij dit voertuig een stopteken gegeven teneinde de inzittenden staande te houden. Het hof is van oordeel dat uit voornoemde feiten en omstandigheden ten aanzien van de inzittenden van het voertuig, waaronder verdachte, een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeide. De staandehouding is dientengevolge rechtmatig geweest.
Vervolgens rende een van de inzittenden weg. Daarna namen de verbalisanten waar dat de kleding van de passagier in de jeep (blauwe jas en rode pet) voldeed aan het door de melder gegeven signalement van één van de jongens op het bouwterrein en dat in het voertuig afgeknipte kabels en een haspel met kabel lagen. Hierop zijn de verdachte en [medeverdachte 1] aangehouden op verdenking van diefstal. In samenhang met bovenstaande feiten en omstandigheden bestond voorafgaande aan de aanhouding een redelijk vermoeden van schuld aan diefstal. Ook de aanhouding was derhalve rechtmatig.
De verdachte heeft in zijn eerste verhoor bij de politie op 20 juni 2012 verklaard dat hij die nacht met de andere inzittenden op weg was naar zijn loods (doorgenummerde pagina 39). Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] (doorgenummerde pagina 75) is deze wijkagent en heeft hij in die functie vele malen te maken gehad met de verdachte. Tijdens hun gesprekken heeft de verdachte aangegeven dat hij een loods huurt in Nieuwe Niedorp. Deze informatie kwam [verbalisant 6] relevant voor het onderzoek voor en hij heeft de dienstdoende rechercheur hieromtrent geïnformeerd. Vervolgens heeft op 21 juni 2012 op bevel en onder leiding van de officier van justitie een doorzoeking plaatsgevonden in genoemde loods van de verdachte (doorgenummerde pagina 76). Bij deze stand van zaken heeft de doorzoeking in de loods, niet zijnde een woning, en op bevel en onder leiding van de officier van justitie naar het oordeel van het hof rechtmatig plaatsgevonden.
Nu de staandehouding, aanhouding en doorzoeking rechtmatig hebben plaatsgevonden zal het hof, anders dan de raadsman heeft verzocht, het verkregen bewijsmateriaal niet uitsluiten van het bewijs.

Nadere bewijsoverwegingen

Medeplegen feit 1 primair
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 20 juni 2012 in Heerhugowaard twee jongens, genaamd [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , heeft opgehaald en een rol koperdraad die zij bij zich hadden in zijn auto heeft gelegd. [medeverdachte 2] heeft verklaard (doorgenummerde pagina’s 68-71) dat hij met [medeverdachte 1] naar het bouwterrein aan de [adres 2] te Heerhugowaard is gegaan, alwaar zij spullen hebben gestolen. [medeverdachte 2] had een betonschaar bij zich die hij van de verdachte had gekregen; de verdachte wist wat zij van plan waren. Samen met de verdachte hebben zij bossen draad, haspels en koperdraad in diens auto gelegd. Zij wilden het koper inleveren voor geld.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard (doorgenummerde pagina 15) dat de auto (die later van de verdachte bleek te zijn) omstreeks 01.00 uur ter plaatse geparkeerd stond en hij na 02.00 uur zag dat een aantal jongens naar deze auto renden en ermee wegreden. Het hof leidt hieruit af dat, anders dan de verdachte heeft verklaard, zijn handelen niet beperkt is gebleven tot het louter ophalen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Het hof is van oordeel dat de handelingen van de verdachte als uitvoeringshandelingen van de diefstal zijn aan te merken en dat de verdachte zodanig bewust en nauw heeft samengewerkt met de medeverdachten dat sprake is van gezamenlijke uitvoering van de onder 1 primair tenlastegelegde diefstal.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft in geval de verdachte niet wordt vrijgesproken van de onder 1 tenlastegelegde diefstal het voorwaardelijke verzoek gedaan alsnog kennis te nemen van de in de aangifte op pagina 92 bedoelde camerabeelden.
Gelet op de hiervoor overwogen redengevende feiten en omstandigheden ziet het hof geen noodzaak camerabeelden van het onderhavige bouwterrein te bekijken, nog los van de vraag of deze voorhanden zijn. Het door de raadsman gedane voorwaardelijke verzoek wordt afgewezen.
Feiten 2 en 4
De verdachte heeft aangevoerd dat hij de tenlastegelegde goederen via marktplaats heeft gekocht en dat hij niet op de hoogte was van de niet legale herkomst van deze goederen. De verdachte heeft daarbij geen door hem betaalde bedragen en namen van betrokken personen kunnen noemen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Tijdens de doorzoeking van de loods van de verdachte op 21 juni 2012 is een groot aantal goederen, waaronder bouwmaterialen, apparaten en gereedschap, aangetroffen (doorgenummerde pagina 76 en excel-lijst als bijlage gevoegd bij de brief van 1 oktober 2014 van de officier van justitie). Blijkens het proces-verbaal van aangifte (doorgenummerde pagina’s 100-103) heeft [naam 1] namens de benadeelde [bedrijf 4] aangifte gedaan van diefstal van bouw/installatiemateriaal en een gereedschapskist tussen 8 en 11 juni 2012 te Heerhugowaard. Ook heeft hij blijkens het proces-verbaal van aangifte (doorgenummerde pagina’s 104-109) aangifte gedaan van diefstal van bouw/installatiemateriaal en gereedschap tussen 15 en 18 juni 2012 te Heerhugowaard. In het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 7] en [verbalisant 8] (doorgenummerde pagina’s 110-111) is gerelateerd dat een aantal van de in de loods van de verdachte inbeslaggenomen goederen was voorzien van een sticker met de bedrijfsnaam [bedrijf 4] . en/of een ingegraveerde tekst die te herleiden was tot een van de aangiften die de firma [bedrijf 4] heeft gedaan. [naam 1] heeft een aantal van de aangetroffen goederen herkend als zijnde de bij [bedrijf 4] gestolen goederen (doorgenummerde pagina’s 125-126). Aldus zijn deze in de loods van de verdachte aangetroffen goederen te herleiden tot aangiften van diefstal.
Blijkens het proces-verbaal van aangifte (doorgenummerde pagina’s 140-144) heeft [naam 2] namens de benadeelde [bedrijf 2] aangifte gedaan van diefstal van twee blauwe gereedschapskasten met gereedschap en ander gereedschap op 22 mei 2011 te Zwaagdijk, gemeente Medemblik. [naam 2] heeft verklaard dat iedere monteur in het bedrijf een afzonderlijke kast heeft. In het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 8] en [verbalisant 7] (doorgenummerde pagina’s 205-206) is gerelateerd dat een in de loods van de verdachte inbeslaggenomen blauwe gereedschapskast is voorzien van een sticker met de naam [naam 3] . [naam 2] en [naam 4] hebben een aantal van de aangetroffen goederen herkend als zijnde de bij [bedrijf 2] gestolen goederen (doorgenummerde pagina’s 205-206). Aldus zijn deze in de loods van de verdachte aangetroffen goederen te herleiden tot aangiften van diefstal.
Nu de in de loods van de verdachte aangetroffen goederen grote hoeveelheden waardevolle goederen, waaronder kwaliteitsgereedschap, betroffen die waren voorzien van stickers, dan wel waren gemerkt of gegraveerd met bedrijfsnamen, en de verdachte heeft verklaard deze goederen niet van die bedrijven maar via marktplaats te hebben gekocht, is het hof van oordeel dat op grond van deze feiten en omstandigheden een plicht voor de verdachte bestond om voorafgaande aan het verwerven dan wel voorhanden krijgen van deze goederen onderzoek naar de herkomst te doen. Aan deze onderzoekplicht heeft de verdachte niet voldaan. Door deze goederen zonder nader onderzoek aan te schaffen, heeft de verdachte zich naar het oordeel van het hof schuldig gemaakt aan schuldheling van die goederen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair:
hij op 20 juni 2012 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een nieuwbouwpand, gelegen op een bouwterrein aan de [adres 2] aldaar, twee elektriciteits- en datakabels en een haspel met datakabel toebehorende aan [bedrijf 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
2:
hij op 21 juni 2012 te Nieuwe Niedorp, gemeente Hollands Kroon, een doos met 22 rollen ducttape, merk KIP, een doos met 23 onderkledingpakketten, een GTA air control system, twee breekhamers, merk Bosch, twee reciprozagen, merk Milwaukee, een Torchcross scientific CMXe, een haspel, merk Gilze, drie bussen purschuim, merk Berner, een bus fluorescerende verf, drie kokers met ijzerzaagjes, merk Berner, een heggenschaar, vijftien paren werkhandschoenen, een betonschaar en meerdere rollen met draad, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
4 subsidiair:
hij op 21 juni 2012 te Nieuwe Niedorp, gemeente Hollands Kroon, een compressor, merk Fini, een Compact 20 RAACO, een gereedschapskast, inhoudende gereedschap, een lasapparaat, merk Selco, een snijbrander met gasflessen, een kist met slaggereedschap en een boor, merk Bosch, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 4 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het onder 2 en 4 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
telkens:
schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2, 3 en 4 subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest naar de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteits- en datakabels, met welk handelen hij inbreuk heeft gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. Tevens heeft hij zich schuldig gemaakt aan heling van een grote hoeveelheid goederen van aanzienlijke waarde, waarmee hij heeft geprofiteerd van goederen die door het misdrijf van een ander zijn verkregen. Dergelijke feiten veroorzaken ook overlast en ergernis voor de gedupeerden. Voorts is de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 februari 2016 eerder ter zake van diefstal onherroepelijk veroordeeld.
Anderzijds heeft het hof rekening gehouden met het tijdsverloop tussen de dag waarop de strafbare feiten zijn gepleegd en de datum van het wijzen van onderhavig arrest.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 39.940,46. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2]
Verklaart de benadeelde partij [bedrijf 2] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. P.A.M. Hoek en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van J.K. Krijnen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 maart 2016.
mr. M.W. Groenendijk is buiten staat dit arrest te ondertekenen
=========================================================================
[....]
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte]
[....]