ECLI:NL:GHAMS:2016:986

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2016
Publicatiedatum
17 maart 2016
Zaaknummer
23-003038-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van medewerking aan ademanalyse en de vereisten voor bewijsvoering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de weigering van de verdachte om mee te werken aan een ademanalyse, wat leidde tot vervolging voor het niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van het niet meewerken aan een alcoholonderzoek, waarbij de verdediging aanvoerde dat het bewijs voor deze weigering niet kon worden geleverd omdat er geen ademanalyseticket in het dossier aanwezig was. De raadsvrouw betoogde dat de observaties van de verbalisant niet klopten en dat de procedure niet correct was gevolgd. Het hof heeft echter geoordeeld dat het proces-verbaal van de verbalisant in de wettelijke vorm was opgemaakt en dat de weigering om mee te werken aan het onderzoek voldoende was bewezen. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met de aanvulling dat de gronden van het vonnis zijn uitgebreid met een bespreking van het verweer van de verdediging. Het hof concludeerde dat de eisen van artikel 10 van het Besluit alcoholonderzoeken niet van toepassing waren in deze zaak, omdat de verdachte niet werd vervolgd voor rijden onder invloed, maar voor de weigering om mee te werken aan het onderzoek. De beslissing van het hof was dat het vonnis waarvan beroep werd bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn uiteengezet.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003038-15
Datum uitspraak: 2 maart 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 juli 2015 in de strafzaak onder parketnummer 96-085156-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof de gronden van het vonnis zal aanvullen met een bespreking van het door de verdediging in hoger beroep gevoerde verweer.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat hetgeen ten laste is gelegd niet kan worden bewezen, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij, samengevat, het volgende aangevoerd.
In het proces-verbaal van de verbalisant [verbalisant] staat vermeld dat het ademanalyse-onderzoek niet heeft geleid tot een voltooid onderzoek, omdat de verdachte de gegeven aanwijzingen niet heeft opgevolgd, hetgeen de verbalisant bleek uit het feit dat hij zag dat de verdachte bij de eerste meting zijn tong in het mondstuk duwde en vervolgens zijn wangen bol maakte, waardoor een ongeldig monster ontstond. Naar het oordeel van de raadsvrouw kan deze observatie niet kloppen, omdat de verbalisant niet kan hebben gezien dat de verdachte zijn tong tijdens het blazen in het mondstuk deed. Bovendien worden de wangen zowel bij zacht als hard blazen bol. Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat, gelet op het bepaalde in artikel 10 van het besluit alcoholonderzoeken, de tenlastegelegde weigering niet kan worden bewezen, omdat zich geen ademanalyseticket of certificaat van het ademanalyse-apparaat in het dossier bevindt.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt.
Wat betreft de weigering van de verdachte mee te werken aan een ademonderzoek gaat het hof uit van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de bedienaar van het ademanalyseapparaat en van hetgeen de verbalisant daarin heeft gerelateerd. Hetgeen de raadsvrouw in dit verband heeft aangevoerd vormt voor het hof geen aanleiding aan de juistheid van dit proces-verbaal te twijfelen.
Voorts is bij een weigering als in deze zaak niet vereist dat een ademanalyseticket bij het dossier wordt gevoegd. Artikel 10 Besluit alcoholonderzoeken houdt in dat het resultaat van een geslaagd ademonderzoek aan het dossier dient te worden toegevoegd. Deze bepaling strekt ertoe controle op de juistheid van het resultaat van een ademanalyse en de procedure die daarbij is gevolgd mogelijk te maken. Deze controle is slechts van belang wanneer de verdachte wordt vervolgd ter zake van het rijden onder invloed. Bij de vaststelling van het alcoholgehalte in de adem is immers vereist dat de wettelijke procedure is gevolgd. Nu van een dergelijke vervolging geen sprake is, maar de verdachte wordt vervolgd wegens het weigeren van een ademonderzoek, komt de verdachte geen beroep toe op het verweer dat artikel 10 van voornoemd Besluit niet is nageleefd. Van bijzondere omstandigheden die zouden nopen tot een ander oordeel is het hof niet gebleken.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.E.M. Röttgering en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van J.G.W.M. Lut, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 maart 2016.
mr. G.M. Boekhoudt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[......]
.