In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op 8 mei 2013 te Haarlem, waarbij hij de plaats van het ongeval heeft verlaten zonder zijn personalia aan het slachtoffer kenbaar te maken. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 30 maanden. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het vonnis om doelmatigheidsredenen niet in stand kon blijven. Het hof heeft overwogen dat de verklaring van de getuige voldoende steun vond in ander bewijsmateriaal, waaronder verklaringen van andere getuigen en de eigen verklaring van de verdachte. Het hof achtte het wettig bewijs aanwezig en heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, namelijk het verlaten van de plaats van het ongeval terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij letsel had toegebracht aan een ander.
De verdachte is strafbaar bevonden en het hof heeft de straffen opnieuw bepaald, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De verdachte had op de dag van het ongeval veel alcohol gedronken en weed gebruikt, en had de verantwoordelijkheid als bestuurder niet genomen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 30 maanden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof.