ECLI:NL:GHAMS:2016:990

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2016
Publicatiedatum
17 maart 2016
Zaaknummer
23-003429-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met onvoldoende bewijs voor scheermesjes

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van winkeldiefstal, waarbij hij op 3 augustus 2015 in Alkmaar een hoeveelheid damesparfum en scheermesjes zou hebben weggenomen uit respectievelijk een winkel aan [adres 2] en een winkel aan [adres 3]. Tijdens de zitting op 17 februari 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van het wegnemen van de scheermesjes. Hoewel de scheermesjes in de tas van de verdachte werden aangetroffen en een vertegenwoordiger van de winkel bevestigde dat er mesjes uit het schap waren verdwenen, was dit niet voldoende om wettig en overtuigend bewijs te leveren dat de verdachte deze mesjes daadwerkelijk had gestolen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van deze beschuldiging.

Echter, het hof achtte het wel bewezen dat de verdachte de damesparfum had gestolen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarbij rekening werd gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke delicten. Het hof benadrukte de ernst van de winkeldiefstal en de impact daarvan op de getroffen ondernemer. De opgelegde straf werd gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat gold ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003429-15
Datum uitspraak: 2 maart 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 augustus 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-800329-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres 1]).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 03 augustus 2015 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid (dames)parfum (thierry mugler Angel en/of Dior), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2:
hij op of omstreeks 03 augustus 2015 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen 8, althans een of meer, pakje(s) scheermesjes (merk Wilkinson Sword), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de "[Winkel]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is dat de in de Albert Heijn tas aangetroffen scheermesjes door de verdachte bij de “[Winkel]” aan de [adres 3] te Alkmaar zijn weggenomen. Dat pakjes scheermesjes afkomstig van het winkelbedrijf [Winkel] onder de verdachte zijn aangetroffen en dat een vertegenwoordiger van [Winkel] heeft geconstateerd dat uit het schap in de desbetreffende winkel, die het enige [Winkel] in de buurt is, een aantal mesjes weg waren, is daartoe onvoldoende. Derhalve is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 3 augustus 2015 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkel gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid damesparfum, Thierry Mugler Angel en Dior, toebehorende aan de [winkel]".
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dit is een ergerlijk feit waarvan de getroffen ondernemer naast financieel nadeel veelal hinder en overlast ondervindt.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 februari 2016 is de verdachte eerder voor soortgelijke vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in het nadeel van de verdachte meeweegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.E.M. Röttgering en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van J.G.W.M. Lut, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 maart 2016.
mr. G.M. Boekhoudt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[......]
.