ECLI:NL:GHAMS:2017:1112

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
5 april 2017
Zaaknummer
23-004888-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan geraffineerde diefstal door caissière van winkelbedrijf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een caissière, is beschuldigd van medeplichtigheid aan diefstal van kleding ter waarde van circa € 624,83 van het winkelbedrijf V&D. De diefstal vond plaats op 30 juli 2014, waarbij de verdachte haar medeverdachten hielp door de aangeboden kledingstukken niet correct te scannen en hen in staat te stellen de goederen voor een veel lagere prijs af te rekenen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de diefstal en dat zij zich bewust was van de handelingen van haar medeverdachten. De verdachte is vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar het subsidiair ten laste gelegde is bewezen verklaard. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, met een vervangende hechtenis van 10 dagen, en heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, evenals met het feit dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004888-15
datum uitspraak: 4 april 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 november 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-165855-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
zij op of omstreeks 30 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer kledingstuk(ken) (met een totale waarde van circa € 624,83), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
subsidiair:
[medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 30 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen , althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een of meer kledingstuk(ken) (met een totale waarde van 624,83) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan deze [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 30 juli 2014 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid/middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door toen en aldaar in haar hoedanigheid van caissière bij [naam] (een deel van) de aangeboden goederen niet te scannen en/of een prijskaartje (met een lagere prijs) te scannen dat niet behoorde bij het betreffende artikel en/of vervolgens die [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] uiteindelijk slechts een fractie te laten afrekenen van het bedrag dat deze werkelijk verschuldigd was/waren voor de door haar/hen aangeboden kleding;
meer subsidiair:
zij op of omstreeks 30 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer kledingstuk(ken) (met een totale waarde van circa € 624,83), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan winkelbedrijf [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als cassiere, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
meest subsidiair:
zij op of omstreeks 30 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, winkelbedrijf [naam] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer kledingstuk(ken) (met een totale waarde van circa € 624,83), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid voornoemde kledingstuk(ken) van de hanger heeft verwijderd, het alarmlabel heeft verwijderd, de kledingstuk(ken) op heeft gevouwen zonder deze te hebben gescand en/of een of meer prijskaartjes heeft gescand welke niet bij de desbetreffende kledingstuk(ken) hoorde, waardoor winkelbedrijf [naam] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 30 juli 2014 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen kledingstukken met een totale waarde van 624,83 euro, toebehorende aan winkelbedrijf [naam], bij welk misdrijf verdachte op 30 juli 2014 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar in haar hoedanigheid van caissière bij [naam] een deel van de aangeboden goederen niet te scannen en prijskaartjes met een lagere prijs te scannen die niet behoorden bij de betreffende artikelen en vervolgens die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] uiteindelijk slechts een fractie te laten afrekenen van het bedrag dat deze werkelijk verschuldigd waren.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte integraal wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat bij de verdachte geen sprake is geweest van opzet.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op 30 juli 2014 werkte de verdachte als caissière bij de [naam] aan de Kalverstraat in Amsterdam. Aan het einde van de middag kwamen haar moeder, haar zusje [medeverdachte 2] en vriendin [medeverdachte 3] met een groot aantal kledingstukken bij haar aan de kassa. De verdachte heeft verschillende producten afgerekend door daaraan hangende prijskaartjes te scannen van andere en veel goedkopere kledingstukken. De verdachte heeft verklaard dat ze heeft nagelaten de goederen en de prijskaartjes te controleren tijdens het afrekenen, wat tot haar taak behoorde.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep bij het bekijken van de camerabeelden waargenomen dat zij een aantal van de aangeboden producten helemaal niet heeft gescand. Ook is waargenomen dat de medeverdachten de kledinghangers uit de kleding verwijderden. Uiteindelijk hebben de medeverdachten kledingstukken afgerekend aan de kassa van de verdachte voor een bedrag dat minder dan 10% van de verkoopwaarde bedroeg. De verdachte heeft tegenover de politie verklaard, op vragen over het scannen van de afzonderlijk door [medeverdachte 3] aangereikte prijskaartjes, dat zij “het verdacht vond bij de kassa” en dat zij de medeverdachte [medeverdachte 3] hierop heeft aangesproken. De verdachte heeft bij de politie eveneens verklaard dat ze er bij de kassa achter kwam dat het niet klopte. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat de bedragen die door haar medeverdachten werden afgerekend “aan de lage kant waren voor de hoeveelheid kleding die zij kochten”.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat de verdachte zich bewust was van hetgeen haar medeverdachten deden, daarbij zelf een faciliterende rol heeft gehad en zowel op de diefstal als op het daarbij helpen tenminste voorwaardelijk opzet heeft gehad. Aan dat opzet doet niet af hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd ten aanzien van de toenmalige kortingen op kledingstukken. Het hof acht daarom het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is opgenomen en verwerpt het verweer van de raadsvrouw.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde en thans in hoger beroep
meer subsidiairtenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het
meer subsidiairten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich als medeplichtige schuldig gemaakt aan een geraffineerde diefstal van een grote hoeveelheid kleding van de [naam]. Zij heeft als caissière de diefstal gefaciliteerd en aldus misbruik gemaakt van het vertrouwen dat haar werkgever in haar stelde. Het hof houdt rekening met het feit dat de verdachte er geen blijk van heeft gegeven het laakbare van haar handelen in te zien.
Bij de straftoemeting is daarnaast acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 6 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld is. Tevens is rekening gehouden met de omstandigheid dat de rol die de verdachte had bij de diefstal beperkt is gebleven tot die van medeplichtige en dat het feit al in 2014 is gepleegd.
Het hof acht alles afwegende een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 48 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte
het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. W.M.C. Tilleman en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 april 2017.
[…]