ECLI:NL:GHAMS:2017:1113

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
5 april 2017
Zaaknummer
23-003803-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake teelt van hennepplanten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1956, werd beschuldigd van het aanwezig hebben van 169 hennepplanten in een pand in Amsterdam. De tenlastelegging betrof de periode van 1 juli 2015 tot en met 11 juli 2016, waarbij de verdachte opzettelijk heeft geteeld en/of aanwezig heeft gehad van hennepplanten, wat in strijd is met de Opiumwet. Tijdens de zitting op 21 maart 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, maar heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving aan drugs en de gevolgen daarvan voor zijn woonsituatie en financiële situatie. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 30 dagen. Het hof heeft geoordeeld dat de omstandigheden van de verdachte aanleiding geven om af te wijken van de gebruikelijke straffen in soortgelijke zaken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003803-16
datum uitspraak: 4 april 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-143120-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 11 juli 2016, in elk geval op 11 juli 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 169 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 juli 2016 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid van ongeveer 169 hennepplanten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 169 hennepplanten en heeft daarbij kennelijk gehandeld uit financieel gewin. Hij heeft geen oog gehad voor de veiligheidsrisico’s die kleven aan de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de woning, die deel uitmaakte van een seniorencomplex. Verdovende middelen zijn schadelijk voor de volksgezondheid en leiden vaak tot verschillende vormen van criminaliteit. Het hof acht – anders dan de advocaat-generaal – niet bewezen dat de verdachte de hennepplanten gedurende de gehele tenlastegelegde periode aanwezig heeft gehad. Dit heeft een matigende werking op de gevorderde straf.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij verslaafd is aan drugs en dat het niet goed met hem gaat. Hij is zijn seniorenwoning kwijtgeraakt als gevolg van het bewezenverklaarde feit en hij heeft sindsdien geen eigen woning meer. Daarnaast is hij door het bewezen verklaarde feit in financiële problemen gekomen. De gemeente Amsterdam heeft de uitkering van de verdachte herzien en verzocht om terugvordering. De raadsman heeft ter terechtzitting een brief van de gemeente Amsterdam van 24 februari 2017 overgelegd, ter onderbouwing van het voorgaande.
Het hof ziet met de advocaat-generaal en de raadsman aanleiding in strafmatigende zin rekening te houden met deze persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast heeft het hof in beschouwing genomen dat de verdachte ter zitting een verwarde indruk maakte en op gevorderde leeftijd is.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 maart 2017 is hij eerder, maar niet voor een soortgelijk feit, onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op al het voorgaande ziet het hof aanleiding af te wijken van de straffen die in soortgelijke zaken gebruikelijk zijn. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof ook geen reden voor het opleggen van een gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. W.M.C. Tilleman en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 april 2017.
[…]