In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1956, werd beschuldigd van het aanwezig hebben van 169 hennepplanten in een pand in Amsterdam. De tenlastelegging betrof de periode van 1 juli 2015 tot en met 11 juli 2016, waarbij de verdachte opzettelijk heeft geteeld en/of aanwezig heeft gehad van hennepplanten, wat in strijd is met de Opiumwet. Tijdens de zitting op 21 maart 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, maar heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving aan drugs en de gevolgen daarvan voor zijn woonsituatie en financiële situatie. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 30 dagen. Het hof heeft geoordeeld dat de omstandigheden van de verdachte aanleiding geven om af te wijken van de gebruikelijke straffen in soortgelijke zaken.