ECLI:NL:GHAMS:2017:1293

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2017
Publicatiedatum
14 april 2017
Zaaknummer
R 000058-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • A. Leenaers
  • M. Houben
  • R. Röttgering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding en vergoeding kosten gewezen verdachte in het kader van artikel 89 en 591a Sv met betrekking tot verrekening van geldboeten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 april 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding en vergoeding van kosten door een gewezen verdachte, appellant, die een vergoeding van € 280,-- vroeg voor gemaakte kosten in verband met rechtsbijstand. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam van 8 november 2016, die het verzoek zonder openbare behandeling had toegewezen en het bedrag van € 280,-- had verrekend met openstaande geldboetes. Appellant stelde dat hij niet op de hoogte was van het overzicht van openstaande zaken van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en dat er geen hoor en wederhoor had plaatsgevonden. Het hof heeft de advocaat-generaal en de advocaat van appellant gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer op 17 maart 2017.

Het hof oordeelde dat de rechtbank onterecht had beslist zonder het verzoekschrift in openbare raadkamer te behandelen, waardoor appellant niet in de gelegenheid was gesteld om het overzicht van openstaande zaken te betwisten. Het hof verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de beschikking van de rechtbank. Het hof kende appellant een vergoeding toe van € 280,-- voor de kosten van rechtsbijstand, maar bepaalde dat dit bedrag verrekend zou worden met de openstaande geldboetes. De beslissing werd genomen in het kader van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering, waarbij het hof benadrukte dat de behandeling van dergelijke verzoeken in openbare raadkamer dient plaats te vinden, en dat de procesorde van wezenlijk belang is voor de rechtsgang.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 000058-17 / (591a Sv HB)
Parketnummer in eerste aanleg: 13-706896-15
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 8 november 2016 op het verzoekschrift krachtens artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. R.C. Fransen,
[adres].

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 280,-- ter zake van de kosten die verzoeker stelt te hebben gemaakt in verband met de rechtsbijstand ten behoeve van het opstellen en indienen van dit verzoekschrift en het gelijktijdig ingediende verzoekschrift op de voet van artikel 89 Sv in eerste instantie.
Voorts heeft de advocaat namens verzoeker in raadkamer verzocht het bedrag van € 280,-- te verhogen tot het bedrag van € 550,-- voor het in raadkamer in hoger beroep toelichten van het onderhavige verzoekschrift.

2.Procesverloop

De rechtbank heeft het verzoek zonder behandeling in de openbare raadkamer toegewezen en het toegewezen bedrag van € 280,-- verrekend overeenkomstig artikel 90 lid 3 Sv.
Het hoger beroep is ingesteld namens verzoeker (hierna: appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in voormelde strafzaak en heeft op 17 maart 2017 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.

3.Beoordeling van het hoger beroep

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
De advocaat van appellant heeft aangevoerd dat de rechtbank heeft beslist zonder dat het verzoekschrift is behandeld in openbare raadkamer en zonder dat appellant op de hoogte was van het ‘Overzicht openstaande zaken’ van het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: CJIB). Aldus heeft geen hoor en wederhoor plaatsgevonden en is appellant niet in de gelegenheid geweest de juistheid van het overzicht te betwisten. Voorts heeft de rechtbank dezelfde bedragen waarmee het de toegekende vergoeding heeft verrekend, ook verrekend bij haar latere beschikking van 25 november 2016, die ziet op andere door appellant ingediende verzoeken ex artikel 89 en 591a Sv. Appellant is van die beschikking eveneens in hoger beroep gekomen.
Laatstgenoemd hoger beroep is op 17 maart 2017 gelijktijdig met het onderhavige verzoekschrift in raadkamer in hoger beroep behandeld (rekestnummers 000056-17 en 000057-17).
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het appel.
Het hof overweegt als volgt.
De behandeling van verzoeken ex artikel 89 en 591a Sv vindt plaats in openbare raadkamer. Het onderzoek in raadkamer strekt zich, gelet op het bepaalde in artikel 90 lid 3 Sv, mede uit tot de vraag of de mogelijkheid tot verrekening bestaat. In de rechtbank Amsterdam is de praktijk ontstaan verzoekschriften ex artikel 89 en 591a Sv zonder behandeling in openbare raadkamer af te doen, indien volledige overeenstemming bestaat dat de verzoeken kunnen worden toegewezen. Van een dergelijke overeenstemming was in de onderhavige zaak echter geen sprake, nu de advocaat onweersproken heeft gesteld dat hij niet beschikte over het overzicht van openstaande zaken van het CJIB, op grond van welk stuk de rechtbank tot verrekening van de toegekende vergoeding is overgegaan.
In artikel 23, vijfde lid, Sv, welke bepaling van overeenkomstige toepassing is op de onderhavige procedure, is de bevoegdheid neergelegd tot – kort gezegd – kennisneming van de stukken die op de zaak betrekking hebben en die de basis kunnen vormen van de te nemen beslissing. Deze bevoegdheid is vanuit een oogpunt van behoorlijke procesorde van zo wezenlijke betekenis, dat niet-inachtneming daarvan nietigheid van de behandeling en de beschikking meebrengt.
Nu appellant en zijn advocaat niet de gelegenheid hebben gehad kennis te nemen van voornoemd overzicht en dit de basis vormde voor de verrekening en geen behandeling in raadkamer heeft plaatsgevonden waarop dit stuk aan de orde is geweest, zal het hof het hoger beroep gegrond verklaren en de beschikking van de rechtbank vernietigen.
Nu het hoger beroep gegrond wordt geoordeeld zal het hof bevelen hetgeen overeenkomstig de bepalingen der wet had behoren te geschieden.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand. Het hof overweegt daaromtrent dat het onderhavige hoger beroep gelijktijdig is behandeld met het hoger beroep gericht tegen de beschikking van de rechtbank van 25 november 2017. Nu de grieven tegen beide vonnissen identiek zijn zal het hof eenmaal de hogere vergoeding in verband met behandeling in raadkamer in hoger beroep toewijzen. Gelet op de omstandigheid dat deze hogere vergoeding in de andere zaak (rekestnummer 000056) is toegekend, zal het hof de vergoeding in de onderhavige zaak beperken tot het bedrag van € 280,-- voor de kosten die appellant stelt te hebben gemaakt voor het opstellen en indien van dit verzoekschrift.
Uit een ‘Overzicht openstaande zaken’ van het CJIB van 17 februari 2017, door het Openbaar Ministerie aan het hof gezonden en in raadkamer aan de advocaat overgelegd, blijkt dat de geldboetes opgelegd bij strafbeschikkingen met hierna te noemen nummers gelet op artikel 90, lid 3 Sv vatbaar zijn voor verrekening. De juistheid van het overzicht is niet betwist, zodat het hof hiervan zal uitgaan. Het hof zal het toegekende bedrag met de door appellant aan de Staat verschuldigde bedragen verrekenen.

4.Beslissing

Het hof:
Verklaart het appel gegrond.
Vernietigt de beschikking waarvan beroep.
Kent uit ’s Rijks kas aan appellant een vergoeding toe van € 280,-- (tweehonderdtachtig euro).
Bepaalt de verrekening met de hierna te noemen bij strafbeschikking opgelegde geldboete:
CJIB-nummer openstaand bedrag verrekening
5132 5420 0273 4548 € 99,-- € 13,--
2132 5420 0220 0948 € 142,-- € 142,--
5132 5420 0162 1269 € 142,-- € 125,--
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de de meervoudige kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Leenaers, Houben en Röttgering, mr. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 14 april 2017.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking voor een bedrag van € 280,-- (tweehonderdtachtig euro), te betalen ten laste van de Staat aan het CJIB door overmaking op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. CJIB van:
  • € 13,-- o.v.v. 5132 5420 0273 4548;
  • € 142,-- o.v.v. 2132 5420 0220 0948;
  • € 125,-- o.v.v. 5132 5420 0162 1269.
Amsterdam, 14 april 2017.
Mr. Leenaers, voorzitter.