Uitspraak
1.Inhoud van het verzoek
2.Procesverloop
3.Beoordeling van het hoger beroep
4.Beslissing
- € 13,-- o.v.v. 5132 5420 0273 4548;
- € 142,-- o.v.v. 2132 5420 0220 0948;
- € 125,-- o.v.v. 5132 5420 0162 1269.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 april 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding en vergoeding van kosten door een gewezen verdachte, appellant, die een vergoeding van € 280,-- vroeg voor gemaakte kosten in verband met rechtsbijstand. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam van 8 november 2016, die het verzoek zonder openbare behandeling had toegewezen en het bedrag van € 280,-- had verrekend met openstaande geldboetes. Appellant stelde dat hij niet op de hoogte was van het overzicht van openstaande zaken van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en dat er geen hoor en wederhoor had plaatsgevonden. Het hof heeft de advocaat-generaal en de advocaat van appellant gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer op 17 maart 2017.
Het hof oordeelde dat de rechtbank onterecht had beslist zonder het verzoekschrift in openbare raadkamer te behandelen, waardoor appellant niet in de gelegenheid was gesteld om het overzicht van openstaande zaken te betwisten. Het hof verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de beschikking van de rechtbank. Het hof kende appellant een vergoeding toe van € 280,-- voor de kosten van rechtsbijstand, maar bepaalde dat dit bedrag verrekend zou worden met de openstaande geldboetes. De beslissing werd genomen in het kader van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering, waarbij het hof benadrukte dat de behandeling van dergelijke verzoeken in openbare raadkamer dient plaats te vinden, en dat de procesorde van wezenlijk belang is voor de rechtsgang.