ECLI:NL:GHAMS:2017:1656

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2017
Publicatiedatum
2 mei 2017
Zaaknummer
23-003894-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van kleding bij H&M

Op 2 mei 2017 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 4 oktober 2016 was gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1987, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van kleding bij een filiaal van winkelbedrijf H&M. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering had doorgebracht. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd in hoger beroep.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de straf vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte had geen vaste woon- of verblijfplaats en beschikte niet over een bron van inkomsten. Het hof heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, die eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op drie weken en bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde straf. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de zitting van 2 mei 2017.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003894-16
datum uitspraak: 2 mei 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 oktober 2016 in de strafzaak onder parketnummer
13-702686-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat de straf zal worden vernietigd, de strafmotivering zal worden vervangen door de navolgende en aan de toepasselijke wettelijke voorschriften artikel 63 Wetboek van Strafrecht zal worden toegevoegd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging in verzekering heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van kleding bij een filiaal van winkelbedrijf H&M. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat schade en overlast veroorzaakt voor het gedupeerde winkelbedrijf. Daarnaast heeft de verdachte hiermee laten blijken dat hij geen respect heeft voor het eigendomsrecht van de desbetreffende winkel.
Uit de “SKDB-gegevens” blijkt dat de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Daarnaast is uit het dossier gebleken dat de verdachte ten tijde van het plegen van het feit niet beschikte over een vaste bron van inkomsten, zoals een baan, en is evenmin bekend of de verdachte thans een inkomen heeft. Gelet hierop alsmede gelet op het strafblad van de verdachte is een andere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf niet aan de orde. Daarnaast is de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 april 2017, eerder voor soortgelijk feiten onherroepelijk veroordeeld. Het hof heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. M.J.A. Duker en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. D.E.C. Velthuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 mei 2017.
Mr. Dalebout en mr. Gonggrijp-van Mourik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.