Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
3 (drie) weken.
Gerechtshof Amsterdam
Op 2 mei 2017 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 4 oktober 2016 was gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1987, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van kleding bij een filiaal van winkelbedrijf H&M. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering had doorgebracht. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd in hoger beroep.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de straf vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte had geen vaste woon- of verblijfplaats en beschikte niet over een bron van inkomsten. Het hof heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, die eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.
De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op drie weken en bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde straf. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de zitting van 2 mei 2017.