ECLI:NL:GHAMS:2017:1685

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2017
Publicatiedatum
4 mei 2017
Zaaknummer
23-000338-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake verblijf als ongewenst vreemdeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 20 januari 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1984, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het ongeoorloofd verblijf in Nederland als ongewenst vreemdeling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd op proceseconomische gronden en heeft de zaak opnieuw beoordeeld. De tenlastelegging betrof het verblijf van de verdachte in Nederland op 27 oktober 2015, terwijl hij wist dat hij als ongewenst vreemdeling was verklaard op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De raadsman voerde aan dat de staande houding van de verdachte onrechtmatig was en dat dit zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat er geen geschonden belangen waren die tot bewijsuitsluiting nopen. Het hof achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had zich niets gelegen gelaten aan de vreemdelingenwetgeving en was inmiddels uit Nederland vertrokken. Het hof besloot dat de opgelegde straf passend was, ondanks de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die nu in Italië verblijft.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000338-16
datum uitspraak: 4 mei 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-706958-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard OF terwijl tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd wegens proceseconomische redenen.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat staande houding van de verdachte onrechtmatig is geweest. Dit moet leiden tot bewijsuitsluiting van de bevinding dat de verdachte ongewenst is. De verdachte moet hierom worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt het verweer. Zo er al sprake is van enig vormverzuim, leidt dit niet tot het door de raadsman bepleite gevolg, reeds omdat er geen geschonden belangen zijn aangevoerd die hiertoe nopen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 oktober 2015 te Amsterdam als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot één maand gevangenisstraf.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als vreemdeling in Nederland verbleven, terwijl hij wist dat hij ongewenst was verklaard. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten aan een met het oog op de vreemdelingenwetgeving genomen besluit van het bevoegde gezag.
Nu de verdachte inmiddels uit Nederland is vertrokken vormt de Terugkeerrichtlijn geen belemmering voor de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf, die vrijheidsbeneming met zich brengt, van na te melden duur passend en geboden.
De gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die thans in Italië verblijft, vormen weliswaar grond om een lagere straf dan gebruikelijk op te leggen. Gelet op de ernst van het feit kan echter niet, als bepleit door de raadsman, worden volstaan met een voorwaardelijke dan wel (anderszins) lagere straf dan de hieronder bedoelde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. W.M.C. Tilleman en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 mei 2017.
Mr. W.M.C. Tilleman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.