ECLI:NL:GHAMS:2017:1688
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake verblijf als ongewenst vreemdeling
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 16 februari 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1970, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hem was ten laste gelegd dat hij als vreemdeling in Nederland verbleef, terwijl hij wist dat hij een inreisverbod had. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 20 april 2017 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw van de verdachte.
De tenlastelegging betrof het verblijf van de verdachte in Nederland op 4 februari 2016, terwijl er een inreisverbod tegen hem was uitgevaardigd. De raadsvrouw voerde aan dat de motivering van het inreisverbod onvoldoende was en in strijd met de Terugkeerrichtlijn. Het hof oordeelde dat het inreisverbod rechtens onaantastbaar was, omdat er geen rechtsmiddelen tegen waren ingediend. Het hof concludeerde dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, maar dat er geen straf of maatregel opgelegd kon worden, omdat de terugkeerprocedure niet was doorlopen.
Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde de verdachte schuldig aan het bewezen verklaarde feit, maar legde geen straf op, in overeenstemming met de vordering van de advocaat-generaal. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 4 mei 2017.