ECLI:NL:GHAMS:2017:1731

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
23-004105-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake voorhanden hebben imitatievuurwapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1955, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een wapen van categorie I onder 7°, te weten een imitatievuurwapen, op 16 september 2016 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam dan de politierechter. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

Het hof oordeelde dat het in beslag genomen voorwerp, een imitatievuurwapen, niet kon worden aangemerkt als speelgoed en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van tien uren, maar de advocaat-generaal had in hoger beroep een zwaardere straf geëist. Het hof besloot uiteindelijk tot een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, rekening houdend met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De op te leggen straf was gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004105-16
datum uitspraak: 10 april 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 oktober 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-190625-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1955,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een imitatievuurwapen, met opschrift Colt, zijnde (een) voorwerp(en) vermeld op lijst a of lijst b van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 september 2016 te Amsterdam een wapen van categorie I onder 7°, te weten een imitatievuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bewijsoverweging

Het hof leidt uit de bezigde bewijsmiddelen af dat het onder de verdachte in beslag genomen voorwerp voor wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een pistool van het merk Colt. Niet aannemelijk is geworden dat het voorwerp kan worden aangemerkt als een speelgoedvoorwerp als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG van 18 juni 2009, waarbij het hof mede heeft betrokken de uiterlijke kenmerken van het onder de verdachte in beslag genomen voorwerp, zoals die door het hof op de foto op pagina 14 van het proces-verbaal zijn waargenomen; door de verdediging is op dit vlak geen tegenovergesteld standpunt ingenomen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van tien uren, subsidiair vijf dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de verdachte een taakstraf voor de duur van tien uren op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een imitatievuurwapen. Dergelijke voorwerpen vormen een gevaar, omdat zij nauwelijks te onderscheiden zijn van echte vuurwapens. Zij worden dan ook niet zelden gebruikt om gewapende overvallen mee te plegen of personen mee te bedreigen. Het ongecontroleerd bezit van dergelijke wapens leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Het hof heeft gelet op de straf die voor het voorhanden hebben van een imitatievuurwapen pleegt te worden opgelegd, hetgeen zijn weerslag heeft gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een geldboete van € 550 genoemd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 maart 2017 is hem hetzij bij rechtelijke uitspraken, hetzij bij een strafbeschikking eerder onherroepelijk straf opgelegd voor een straatroof, verschillende bedreigingen en meerdere overtredingen van de Wet Wapens en Munitie. Ter zake van één van die veroordelingen liep de verdachte ten tijde van het bewezen geachte feit bovendien nog in een proeftijd. Dit alles vormt aanleiding de verdachte een aanmerkelijk hogere straf op te leggen dan in de Oriëntatiepunten is genoemd. Mede gelet op de weinig royale financiële situatie van de verdachte zal het hof hem geen geldboete, maar een taakstraf opleggen. De omvang daarvan zal het door de politierechter opgelegde en door de raadsvrouw bepleite aantal uren overstijgen, omdat in het andere geval te zeer voorbij zou worden gegaan aan de recidive van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen vervangende hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. J.J.I. de Jong en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 april 2017.
mrs. A.M. van Woensel en M.J.A. Duker zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.