ECLI:NL:GHAMS:2017:1743
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.R. Sturhoofd
- H.A. van den Berg
- M. Meerman-Padt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op omgang tussen een biologische vader en zijn kind na ontzegging door de rechtbank
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op omgang tussen een biologische vader en zijn kind, na een eerdere ontzegging door de rechtbank. De man, verzoeker in principaal hoger beroep, heeft een affectieve relatie gehad met de vrouw, de moeder van het kind, maar heeft het kind niet erkend. De vrouw oefent alleen het gezag over het kind uit, dat bij haar woont. De rechtbank Noord-Holland had op 15 juni 2016 besloten dat de man geen recht op omgang had, wat de man in hoger beroep aanvecht. De vrouw heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 maart 2017 is gebleken dat de man en de vrouw in het verleden een aantal keer contact hebben gehad, maar dat de vrouw het contact heeft verbroken vanwege de spanningen die dit met zich meebracht. De man heeft diverse veroordelingen voor geweldsdelicten en heeft een verstandelijke beperking, wat volgens de vrouw een risico vormt voor de ontwikkeling van het kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek van de man tot omgang af te wijzen.
Het hof heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de man en het kind, zoals vereist is voor het recht op omgang. De man heeft niet aangetoond dat hij in staat is om een veilige en gezonde omgeving voor het kind te bieden. Gezien de agressieproblematiek en de veroordelingen van de man, heeft het hof besloten de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarmee het recht op omgang voor de man is ontzegd.