Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002615-14
Datum uitspraak: 3 mei 2017
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 juni 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-996513-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres 1] .
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem partieel vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is ten laste gelegd, voor zover die tenlastelegging ziet op het urenbriefje onder 7 (inclusief ad. 7). Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de hiervoor vermelde in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door
de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1. primair:
[bedrijf 1] op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 3 november 2010 te [plaats 1] , [gemeente] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, haar bedrijfsadministratie(s), - zijnde telkens een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen opmaken of doen vervalsen, immers heeft/hebben [bedrijf 1] en/of haar mededader(s) valselijk in die bedrijfsadministratie(s) een of meer urenbriefje(s), te weten onder meer:
1. een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 4 van 2008, gericht aan [bedrijf 2] (Dzk-68.04, pg 1394) en/of
2. een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 4 van 2008, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 1] (Dzk-102.03, pg 1442) en/of
3. een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 8 van 2008, gericht aan Strukton ( [bedrijf 2 onderdeel 2] ) (Dzk-84.04, pg 1426) en/of
4. een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 31 van 2008, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 3] (Dzk-225.03, pg 1645) en/of
5. een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 39 van 2008, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 4] (Dzk-233.03, pg 1655) en/of
6. een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 39 van 2008, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 5] (Dzk-234.03, pg 1658) en/of
8. een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 47 van 2009, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 6] (Dzk-140.01, pg 1462 en Doc 27.01, pg 867) en/of
9. een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 06 van 2010, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 6] (Dzk-108.01, pg 1448 en Doc 15.01, pg 855) en/of
10. een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 47 van 2009, gericht aan [bedrijf 2] (Dzk-111.01, pg 1451 en Doc 20.01, pg 861)
opgenomen en/of geboekt en/of verwerkt en/of doen opnemen en/of doen boeken en/of doen verwerken, en bestaande die valsheid daarin dat (onder meer)
Ad 1 op het urenbriefje is vermeld dat [verdachte] , [BSN 1] , in week 04/2008 in totaal 35 uren heeft gewerkt; en/of
Ad 2 op het urenbriefje is vermeld dat [verdachte] , [BSN 1] , in week 04/2008 in totaal 24 uren heeft gewerkt; en/of
Ad 3 op het urenbriefje is vermeld dat [verdachte] , [BSN 1] , in week 08/2008 in totaal 8 uren heeft gewerkt; en/of
Ad 4 op het urenbriefje is vermeld dat [medeverdachte 1] , BSN [BSN 2] , in week 31/2008 in totaal 46 uren heeft gewerkt; en/of
ad 5 op het urenbriefje is vermeld dat [medeverdachte 2] , [BSN 3] , in week 39/2008 in totaal 23 uren heeft gewerkt; en/of
ad 6 op het urenbriefje is vermeld dat [medeverdachte 2] , [BSN 3] , in week 39/2008 in totaal 40 uren heeft gewerkt; en/of
ad 8 op het urenbriefje de naam van [naam 1] witgekalkt en/of doorgehaald; en/of
ad 9 op het urenbriefje de naam van [naam 2] is witgekalkt en/of doorgehaald; en/of
ad 10 op het urenbriefje de naam van [naam 2] is witgekalkt en/of doorgehaald,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat (samenstel) van geschrift/geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van welke bovengenoemde strafbare feit(en) verdachte opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovengenoemde verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
1. subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 3 november 2010 te [plaats 1] , [gemeente] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen, de bedrijfsadministratie(s) (betrekking hebbende op [bedrijf 1] ), - zijnde telkens een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen opmaken of doen vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk in die bedrijfsadministratie(s) een of meer urenbriefje(s), te weten onder meer:
1. een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 4 van 2008, gericht aan [bedrijf 2] (Dzk-68.04, pg 1394) en/of
2. een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 4 van 2008, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 1] (Dzk-102.03, pg 1442) en/of
3. een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 8 van 2008, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 1] ( [bedrijf 2 onderdeel 2] ) (Dzk-84.04, pg 1426) en/of
4. een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 31 van 2008, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 3] (Dzk-225.03, pg 1645) en/of
5. een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 39 van 2008, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 4] (Dzk-233.03, pg 1655) en/of
6. een urenbriefjeafkomstig van [bedrijf 1] van week 39 van 2008, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 5] (Dzk-234.03, pg 1658) en/of
8. een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 47 van 2009, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 6] (Dzk-140.01, pg 1462 en Doc 27.01, pg 867) en/of
9. een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 06 van 2010, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 6] (Dzk-108.01, pg 1448 en Doc 15.01, pg 855) en/of
10. een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 47 van 2009, gericht aan [bedrijf 2] (Dzk-111.01, pg 1451 en Doc 20.01, pg 861)
opgenomen en/of geboekt en/of verwerkt en/of doen opnemen en/of doen boeken en/of doen verwerken, en bestaande die valsheid daarin dat (onder meer)
Ad 1 op het urenbriefje is vermeld dat [verdachte] , [BSN 1] , in week 04/2008 in totaal 35 uren heeft gewerkt; en/of
Ad 2 op het urenbriefje is vermeld dat [verdachte] , [BSN 1] , in week 04/2008 in totaal 24 uren heeft gewerkt; en/of
Ad 3 op het urenbriefje is vermeld dat [verdachte] , [BSN 1] , in week 08/2008 in totaal 8 uren heeft gewerkt; en/of
Ad 4 op het urenbriefje is vermeld dat [medeverdachte 1] , BSN [BSN 2] , in week 31/2008 in totaal 46 uren heeft gewerkt; en/of
ad 5 op het urenbriefje is vermeld dat [medeverdachte 2] , [BSN 3] , in week 39/2008 in totaal 23 uren heeft gewerkt; en/of
ad 6 op het urenbriefje is vermeld dat [medeverdachte 2] , [BSN 3] , in week 39/2008 in totaal 40 uren heeft gewerkt; en/of
ad 8 op het urenbriefje de naam van [naam 1] witgekalkt en/of doorgehaald; en/of
ad 9 op het urenbriefje de naam van [naam 2] is witgekalkt en/of doorgehaald; en/of
ad 10 op het urenbriefje de naam van [naam 2] is witgekalkt en/of doorgehaald,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat (samenstel) van geschrift/geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
2 primair:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 3 november 2010 te [plaats 1] , [gemeente] en/of Amsterdam en/of elders in Nederland en/of Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) telkens (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 260.000 euro) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van die voorwerpen gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), wisten dat die voorwerpen - middellijk of onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
2 subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 3 november 2010 te [plaats 1] , [gemeente] en/of Amsterdam en/of elders in Nederland en/of Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen telkens (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 260.000 euro) heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die voorwerpen - middellijk of onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
3:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 3 november 2010 te [plaats 1] , [gemeente] , en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een (duurzaam) samenwerkingsverband van meerdere natuurlijke personen en/of rechtspersonen, te weten hij, verdachte, en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 4] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk valsheid in geschrifte (artikel 225 Wetboek van Strafrecht en/of (gewoonte)witwassen (artikel 420ter/bis Wetboek van Strafrecht), terwijl hij, verdachte, aan die organisatie leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot een gedeeltelijk andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Nadere bewijsoverwegingen
Het hof sluit zich aan bij de navolgende overwegingen van de rechtbank. Het hof neemt deze overwegingen over als de zijne.
Inleiding/vaststaande feiten(vanaf p. 6 e.v.)
De vier verdachten in de onderhavige zaak, te weten [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en
[medeverdachte 3] zijn familie van elkaar. [verdachte] en [medeverdachte 3] zijn broer en zus. [medeverdachte 1] is
hun neef. [medeverdachte 4] is, zo begrijpt de rechtbank, een oom van [verdachte] en [medeverdachte 3] .
Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank in voorkomende gevallen de verdachte en zijn
/haar medeverdachte(n) niet aanduiden als ‘de verdachte’, of als (de) “medeverdachte(n)”, maar verwijzen naar hun (voor)namen.
[verdachte] , [medeverdachte 1] , en [medeverdachte 4] stonden als bestuurder ingeschreven bij diverse ondernemingen. [verdachte] was directeur en enig aandeelhouder van [bedrijf 3] (hierna [bedrijf 3] ) dat voor l00 % eigenaar was van twee werkmaatschappijen, te weten [bedrijf 1] (hierna [bedrijf 1] ) en [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ). [bedrijf 4] handelde tot 25 januari 2009 onder de naam [bedrijf 5] Hierna zijn de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 4] , bestaande uit particuliere glasbewassing, beëindigd. De ondernemingen waren gevestigd op [adres 2] te [plaats 1] . De bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 1] bestonden uit glasbewassing, reguliere schoonmaakwerkzaamheden en bouwopruimwerkzaamheden bij bouwbedrijven. De boekhouding voor [bedrijf 3] , [bedrijf 4] en [bedrijf 1] werd verzorgd door [medeverdachte 3] . [verdachte] is de directeur van de ondernemingen.
[medeverdachte 1] was eigenaar van de eenmanszaak [bedrijf 7] (hierna: [bedrijf 7] ), opgericht op 11 januari 2007. Het bedrijf is gevestigd aan de [adres 3] in [plaats 1] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit glasbewassing bij particulieren en bedrijven. Daarnaast werd het personeel uitgeleend aan [bedrijf 1] , waarvoor naast glasbewassing ook reguliere schoonmaakwerkzaamheden en bouwopruimwerkzaamheden werden verricht. [medeverdachte 1] werkte jarenlang als schoonmaker bij zijn oom [verdachte] . [medeverdachte 3] verzorgde de boekhouding voor [bedrijf 7] .
[medeverdachte 4] was eigenaar van eenmansbedrijf [bedrijf 8] , later genaamd [bedrijf 8] (hierna: [bedrijf 8] ). Het bedrijf is gevestigd aan [adres 2] te [plaats 1] . De bezigheden bestonden uit het in- en uitlenen van personeel voor timmer- en aanverwante werkzaamheden en de glasbewassing bij particulieren. [medeverdachte 3] verzorgde de boekhouding voor [bedrijf 8] . [verdachte] was feitelijk de baas.
Ten aanzien van feit 1 primair
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft hij allereerst aangevoerd dat de uren zoals die zijn opgenomen in de ten laste gelegde urenbriefjes ook echt gewerkt zijn. De verdachte en ook de andere opgegeven personen waren van nature harde werkers; het is niet onaannemelijk dat zij daadwerkelijk zoveel uren hebben gewerkt als in de urenbriefjes is opgegeven. Daarnaast kan op basis van de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] niet zonder meer worden vastgesteld dat het niet de opgegeven personen waren die deze uren hebben gewerkt.
De getuigen waren immers niet 24 uren per dag op de projecten aanwezig. Te meer nu de administratie van de opdrachtgevers overeenkomt met de administratie van [bedrijf 1] , ontbreekt wettig en overtuigend bewijs dat de urenbriefjes vals zijn.
Ten aanzien van de urenbriefjes onder 8, 9 en 10 heeft de raadsman daarnaast aangevoerd dat het wit maken van de namen en de daarbij behorende BSN-nummers geen valsheid in geschrifte oplevert.
Dat zou pas anders zijn als er daarna een andere naam/BSN-nummer overheen wordt geschreven.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman en sluit zich daartoe allereerst aan bij de navolgende motivering van de rechtbank. Het hof neemt deze motivering over als de zijne.
P. 7 e.v.
Bij de doorzoeking van het kantoorpand aan [adres 2] te [plaats 1] is een hoeveelheid urenbriefjes van [bedrijf 1] aangetroffen. Op de briefjes staan per week de namen, Burgerservicenummers (BSN) en het aantal gewerkte uren vermeld van mensen die voor [bedrijf 1] werkzaamheden hebben verricht.
Ad 1, 2 en 3: Urenbriefjes [verdachte]:
Tijdens voornoemde doorzoeking zijn met betrekking tot week 4 van 2008 de volgende drie urenbriefjes aangetroffen:
een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 4 van 2008, gericht aan [bedrijf 2] , project Groothandel, waarop is vermeld dat [verdachte] in week 04/2008 op maandag 3 uren en op donderdag t/m zondag 8 uren per dag (in totaal 35 uren) heeft gewerkt;
een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 3] Schoonmaak van week 4 van 2008, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 1] , [school] , locatie Den Haag, waarop is vermeld dat [verdachte] in week 04/2008 op dinsdag t/m donderdag telkens 8 uren per dag (in totaal 24 uren) heeft gewerkt;
een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 4 van 2008, gericht aan Wergo, project [bedrijf 2 onderdeel 2] , waarop is vermeld dat [verdachte] in week 04/2008 op woensdag en donderdag 8 uur per dag (in totaal 16 uur) heeft gewerkt.
Tijdens de doorzoeking zijn met betrekking tot week 8 van 2008 de navolgende drie urenbriefjes aangetroffen:
een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 8 van 2008, gericht aan [bedrijf 2] , project [bedrijf 2 onderdeel 2] , waarop is vermeld dat [verdachte] in week 08/2008 op woensdag 8 uren heeft gewerkt;
een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] week 8 van 2008, gericht aan [bedrijf 2] parkeergarage, waarop is vermeld dat [verdachte] in week 08/2008 van dinsdag t/m donderdag 8 uren per dag (in het totaal 24 uren) heeft gewerkt;
een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 8 van 2008, gericht aan [bedrijf 2] Bouw, waarop is vermeld dat [verdachte] in week 08/2008 van maandag t/m vrijdag 8 uren per dag (in het totaal 24 uur) heeft gewerkt.
Op de briefjes is telkens het [BSN 1] vermeld, hetgeen het BSN van [verdachte] betreft.
Door getuige [getuige 1] is verklaard dat hij vanaf augustus 2007 hoofduitvoerder was van het project op het [plaats 3] te Amsterdam, bij [bedrijf 2 onderdeel 7] ., onder welk project ook de [bedrijf 2] valt. Hij heeft voorts verklaard dat onder andere schoonmakers van [bedrijf 3] de troep die de bouwvakkers achterlieten opruimden, dat de schoonmakers van zeven uur in de ochtend tot half vier in de middag werkten en dat de gewerkte uren in een urenregistratie moesten worden bijgehouden. [verdachte] was de man die meestal aan het eind van de week met deze urenbriefjes langs kwam. De namen van de medewerkers en de uren waren dan al op de urenbriefjes ingevuld. [getuige 1] plaatste vervolgens de stempel van [bedrijf 2] en zijn paraaf op het urenbriefje. [getuige 1] nam aan dat [verdachte] de directeur van [bedrijf 3] was. Hij heeft verder verklaard dat [verdachte] nooit zelf heeft schoongemaakt en dat hij ook op andere deelprojecten nooit heeft gewerkt. Uit de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] , beiden uitvoerder op het project [bedrijf 2 onderdeel 2] , volgt dat [verdachte] ook nooit werkzaamheden als opruimer of schoonmaker heeft verricht bij dit project. Meer in het bijzonder heeft [getuige 3] verklaard dat [verdachte] de baas van [bedrijf 3] was en dat hij helemaal niets deed. Hij kwam alleen af en toe de al ingevulde urenbriefjes brengen en met kerst de kerstpakketten.
Bewijsoverwegingen ad 1, 2 en 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat voornoemde urenbriefjes niet juist en aldus valselijk zijn opgemaakt. Het is niet alleen uitermate onwaarschijnlijk dat [verdachte] , naast zijn werkzaamheden als directeur van [bedrijf 1] , in week 4 van 2008 op drie verschillende locaties in totaal 75 uur zou hebben gewerkt en in week 8 van 2008 op drie verschillende locaties 72 uur, waarbij hij op de donderdag in week 4 en op de woensdag in week 8 zelfs telkens 24 uren zou hebben gewerkt, maar bovendien hebben drie uitvoerders van grote projecten verklaard dat [verdachte] de directeur van [bedrijf 3] was en dat hij zelf geen (schoonmaak)werkzaamheden op de projecten verrichtte.
Ad 4: Uren briefje [medeverdachte 1]:
Tijdens eerdergenoemde doorzoeking zijn met betrekking tot week 31 van 2008 de volgende twee urenbriefjes aangetroffen:
een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 31 van 2008, gericht aan [naam 14], locatie Zeist, waarop is vermeld dat [medeverdachte 1] in week 3 1/2008 van maandag t/m donderdag 8 uren per dag (in het totaal 24 uren) heeft gewerkt;
een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 3] Schoonmaak van week 31 van 2008, met als opdrachtgever [bedrijf 2] , locatie [bedrijf 2 onderdeel 2] , waarop is vermeld dat [medeverdachte 1] in week 31/2008 op maandag 8 en dinsdag 8 uur, op woensdag 12 uur, op donderdag 10 uur en op vrijdag 8 uur (in het totaal 46 uur) heeft gewerkt.
Op beide briefjes is als BSN vermeld [BSN 2]. Dit betreft het BSN van [medeverdachte 1] .
Tijdens de doorzoeking is voorts een mandagenregister van [bedrijf 8] aangetroffen. Hieruit kan worden opgemaakt dat [bedrijf 3] Schoonmaak in week 31 van 2008 [medeverdachte 1] voor 32 uur heeft ingeleend van [bedrijf 8] .
[medeverdachte 1] staat niet op de loonlijst bij [bedrijf 3] Schoonmaak. Door getuige [getuige 2] , uitvoerder op het project [bedrijf 2 onderdeel 2] , is verklaard dat de naam [medeverdachte 1] hem niets zegt. Hij herkent [medeverdachte 1] ook niet op de foto die de rechtercommissaris hem toont.
Bewijsoverweging ad 4
De rechtbank acht het hoogst onaannemelijk dat [medeverdachte 1] naast zijn werkzaamheden als directeur van [bedrijf 7] , welk bedrijf blijkens de Belastingdienst over 2008 een meer dan aanzienlijke omzet heeft gedraaid, eveneens nog in week 31 van 2008 op een tweetal locaties in totaal 70 uur werkzaamheden zou hebben verricht. Nu [medeverdachte 1] bovendien niet herkend wordt door één van de uitvoerders en hij in week 31 ook niet voor 70 uur, maar slechts voor 32 uur van [bedrijf 8] is ingeleend, terwijl hij evenmin in dienst was van [bedrijf 3] Schoonmaak, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het tenlastegelegde urenbriefje niet juist is opgemaakt en dus vals is.
Ad 5 en 6: urenbriefjes [medeverdachte 2]
Tijdens eerdergenoemde doorzoeking zijn met betrekking tot week 39 in 2008 de volgende
urenbriefjes aangetroffen:
een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 3] Schoonmaak van week 39 van 2008, met als opdrachtgever [bedrijf 2] , locatie Schiedam, waarop is vermeld dat [medeverdachte 2] in week 39 van 2008, op vrijdag 7 uur, op zaterdag 8 uur en op zondag 8 uur (in het totaal 23 uur) heeft gewerkt;
een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 3] Schoonmaak van week 39 van 2008, met als opdrachtgever [bedrijf 2 onderdeel 5] . waarop is vermeld dat [medeverdachte 2] in week 39 van 2008 maandag tot en met vrijdag 8 uur per dag (in het totaal 40 uur) heeft gewerkt.
[medeverdachte 2] is de ex partner van [verdachte] . Zij was vanaf 1 maart 2008 voor 40 uren per week in dienst bij [bedrijf 8] als administratief medewerker.
Aan de hand van de tijdens de doorzoeking aangetroffen urenbriefjes heeft de SIOD een Excel overzicht opgesteld. Uit dit overzicht valt op te maken dat in de aangetroffen urenbriefjes staat dat [medeverdachte 2] in 2008 van week 2 tot en met week 28 bijna wekelijks 40 uur zou hebben gewerkt voor Bouwcombinatie [bedrijf 2 onderdeel 5] / [bedrijf 2] vof. Voorts staat er dat ze soms zelfs 80 uur per week werkzaam zou zijn geweest.
Getuige [getuige 2] is uitvoerder van Bouwcombinatie [bedrijf 2 onderdeel 5] . Dit bedrijf hield zich bezig met de nieuwbouw van het [bedrijf 2 onderdeel 2] in Schiedam. Aan getuige [getuige 2] is door de SIOD een foto van [medeverdachte 2] getoond. Hij verklaart dat hij haar nooit gezien heeft. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij werkzaam is geweest bij de nieuwbouw van het [bedrijf 2 onderdeel 2] , dat hij vijf dagen per week op de werkvloer aanwezig was en dat er van [bedrijf 3] schoonmakers, bouwhulpen en één keetjuffrouw rondliepen.
De keetjuffrouw was een jaar of twintig, zij was de dochter van de oudste heer van [bedrijf 3] en werkte vijf dagen per week. Hem wordt door de SIOD een foto van [medeverdachte 2] getoond waarop hij aangeeft dat zij niet de keetjuffrouw is die met [bedrijf 3] meekwam.
Bewijsoverweging ad 5 en 6
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat het ten laste gelegde urenbriefje onjuist en dus vals is opgemaakt. Niet alleen acht de rechtbank het bijzonder onaannemelijk dat [medeverdachte 2] naast haar fulltime dienstverband als administratief medewerker bij [bedrijf 8] in week 39 van 2008 68 uur gewerkt zou hebben op het bouwproject [bedrijf 2 onderdeel 2] . Maar ook is niet aannemelijk dat [medeverdachte 2] niet zou worden herkend door de uitvoerders van het project bij het [bedrijf 2 onderdeel 2] als zij daar gedurende een lange periode gewerkt zou hebben. Nu twee uitvoerders van voornoemd project haar niet op foto’s hebben herkend, terwijl zij volgens de bij de doorzoeking aangetroffen urenbriefjes meer dan fulltime bij het [bedrijf 2 onderdeel 2] werkzaam zou zijn geweest, kan de rechtbank tot geen andere conclusie komen dan dat deze urenbriefjes vals zijn.
Ad 8, 9 en 10: Urenbriefjes van [naam 1] en [naam 2]
Tijdens het onderzoek zijn door [bedrijf 2 onderdeel 7] geleverde urenbriefjes vergeleken met de doorslagen van urenbriefjes die tijdens de doorzoeking bij [bedrijf 1] zijn aangetroffen. Dit betreffen onder meer de volgende briefjes:
een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 47 van 2009, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 6] , parkeergarage, keetschoonmaak, waarop staat vermeld dat [naam 1] met [BSN 4] in die week van maandag t/m donderdag 4 uur per dag werkzaamheden heeft verricht met een doorslag van een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 3] Schoonmaak van week 47 van 2009, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 6] waarop voornoemde naam en BSN zijn witgemaakt;
een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 06 van 2010, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 6] , met daarop vermeld dat [naam 2] , [BSN 5] , in die week van maandag t/m donderdag 8 uren per dag heeft g4ew7erkt met een doorslag van een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 6 van 2010, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 6] waarop voornoemde naam en BSN zijn witgemaakt;
een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 37 van 2009, gericht aan [bedrijf 2] met daarop vermeld dat [naam 2] , [BSN 6] in die week van maandag t/m donderdag 8 uren per dag heeft gewerkt met een doorslag van een urenbriefje afkomstig van [bedrijf 1] van week 37 van 2009, gericht aan [bedrijf 2 onderdeel 6] waarop voornoemde naam en BSN zijn witgemaakt.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij als uitvoerder werkzaam was bij [bedrijf 2 onderdeel 7] en dat hij als hoofduitvoerder werkzaam was op het project [plaats 3] te Amsterdam. Hij heeft voorts verklaard dat [naam 2] ongeveer een jaar werkzaam is geweest op dit project en dat hij de schaftkeet schoonmaakte. [getuige 1] weet niet of [bedrijf 3] een tewerkstellingsvergunning voor [naam 2] had aangevraagd. [naam 2] heeft verklaard in 2009/2010 negen maanden voor [bedrijf 3] bij [bedrijf 2] bij het Centraal Station te hebben gewerkt. Ook [naam 1] heeft verklaard voor [bedrijf 3] werkzaamheden te hebben verricht.
Tijdens eerdergenoemde doorzoeking zijn twee met de had opgestelde briefjes gevonden. Hierop staat het volgende vermeld:
- [bedrijf 9] , euro 3.100,00, BTW verlegd, 31-12-08, boekstuk 290 en
- [bedrijf 10] , 2008, nota euro 5.040,00 BTW verlegd, 31 -12 2008, boekstuk 287.
Uit onderzoek in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is het volgende gebleken. Onder dossiernummer [nummer 1] heeft de vennootschap onder firma [bedrijf 9] ingeschreven gestaan. [naam 2] was sinds 1 december 2008 vennoot van deze onderneming.
Daarnaast heeft onder dossiernummer [nummer 2] voor rekening van [naam 1] de eenmanszaak
[bedrijf 10] geregistreerd gestaan. Voorts heeft onder dossiernummer [nummer 3] voor rekening van [naam 1] eenmanszaak [bedrijf 10] geregistreerd gestaan van 03-05-2010 tot 24‑11-2010.
Op 5 oktober 2010 heeft [medeverdachte 3] gebeld met een zekere [naam 3] . [naam 3] zegt ‘ [medeverdachte 3] luister eens [naam 4] heeft hier mijn naam opgeschreven., nu.. mijn papier ... (stilte) ... je weet van de beperkingen af! (...) Mijn naam moet nergens in voorkomen.’ [medeverdachte 3] antwoord ‘ja goed... de telefoons worden afgeluisterd. We bespreken het later wel.’
Op 3 november 2011 heeft [medeverdachte 3] gebeld met [verdachte] . [medeverdachte 3] vraagt wie er wordt opgehaald en [verdachte] stelt voor om daar [naam 5] in te zetten. [medeverdachte 3] zegt ‘ja, dat is geen probleem. maar dinges ... [naam 5] heeft geen dinges’ [verdachte] zegt ‘daar vragen ze wel om he normaal, waarop [medeverdachte 3] antwoordt ‘ja... we zitten er op te wachten joh... al een paar dagen ... was al gekomen maar komt opnieuw (...) ik zou zeggen ga niet onnodig risico lopen’.
Bewijsoverweging ad 8,9 en 10
De rechtbank acht bewezen dat de doorslagen niet meer overeenkomen met de originele briefjes. Op deze doorslagen zijn immers de Burgerservicenummers, voorletters en namen van de werknemers witgemaakt. De rechtbank is van oordeel dat met het wit maken van de namen [naam 1] en [naam 2] op voorgaande briefjes, deze niet langer conform de waarheid zijn opgemaakt en daarmee vals zijn. In dat verband geldt tevens dat dit juist personen betroffen van Bulgaarse nationaliteit waarvoor een aparte tewerkstellingsvergunning vereist was en welke is geweigerd.
Met de rechtbank - en anders dan de raadsman - is het hof van oordeel dat het wit maken van gedeelten van urenbriefjes en het vervolgens opnemen van deze urenbriefjes in de bedrijfsadministratie onder voormelde omstandigheden wel degelijk valsheid in geschrifte oplevert. Daartoe overweegt het hof dat op basis van het dossier aannemelijk is dat de BSN-nummers, de voorletters en de namen van de werknemers doelbewust wit zijn gemaakt om zo te voorkomen dat aan het licht zou komen dat deze personen ofwel zonder tewerkstellingsvergunning werk hadden verricht dan wel dat zij uitkeringsfraude pleegden.
Het hof sluit zich voorts aan bij de navolgende motivering van de rechtbank en neemt deze motivering over als de zijne.
Bewijsbestemming met betrekking tot alle urenbriefjes(p. 13 e.v.)
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat de urenbriefjes deel uitmaakten van de bedrijfsadministratie, ten behoeve van controle door de accountant, met als doel de fiscale verantwoording. De Hoge Raad heeft bepaald dat een bedrijfsadministratie in haar geheel wordt aangemerkt als een samenstel van geschriften bestemd om tot het bewijs van het daarin vermelde te dienen. Het opnemen van valse urenbriefjes in die bedrijfsadministratie kan derhalve worden bewezen verklaard als het valselijk opmaken van een geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering(naar het hof begrijpt: het Wetboek van Strafrecht)
. Zulks is alleen al het geval gelet op de fiscale verantwoording, waar verdachte over verklaard heeft.
Daderschap rechtspersoon/feitelijk leidinggeven
Gezien het feit dat de gedragingen hebben plaatsgehad in de sfeer van de rechtspersoon kunnen deze redelijkerwijs worden toegerekend aan de rechtspersoon [bedrijf 1] . Ter zitting heeft [verdachte] aangegeven dat hij de baas is van [bedrijf 3] Schoonmaak. [verdachte] was aldus bevoegd en gehouden maatregelen te nemen ter voorkoming van de strafbare gedragingen, aangezien hij de bevoegdheid had instructies aan medewerkers te geven. [verdachte] heeft echter niet alleen aanvaard dat de strafbare gedragingen zich zouden voordoen, maar hij heeft deze bovendien welbewust en opzettelijk bevorderd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte, in tegenstelling tot zijn verklaring bij de rechtbank, verklaard dat de tenlastegelegde urenbriefjes naar waarheid zijn ingevuld. Gelet op het hiervoor overwogene staat echter vast dat dat niet het geval is. De verdachte was degene die met de – in strijd met de waarheid – ingevulde urenbriefjes bij de opdrachtgevers langsging en deze door hen liet tekenen. Gelet op het beschikkings- en aanvaardingscriterium, in het licht van de functie van de verdachte binnen [bedrijf 1] , acht het hof bewezen dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van valsheid in geschrifte door deze vennootschap.
Ten aanzien van feit 2 primair
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft hij primair aangevoerd dat geen sprake is geweest van uit misdrijf afkomstige gelden. De rechtbank is tot deze conclusie gekomen op basis van een theoretische omzetberekening die is gebaseerd op onjuiste gegevens en aannames. Er is geen sprake geweest van handelen in strijd met de strafrechtelijke bepalingen van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen en dus is ook geen sprake geweest van gelden afkomstig uit fiscale fraude. Subsidiair heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat de van misdrijf afkomstige gelden zijn vermengd met legale vermogensbestanddelen, verkregen uit de reguliere bedrijfsvoering.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman en sluit zich daartoe allereerst aan bij de navolgende motivering van de rechtbank. Het hof neemt deze motivering over als de zijne, met daarbij de kanttekening dat ook indien met de door de verdediging naar voren wordt gebrachte correcties rekening wordt gehouden zonder meer sprake is van het verzwijgen van een zodanige omzet en een daarmee samenhangend fiscaal nadeel dat het hierna in de bewezenverklaring opgenomen witwasbedrag hieruit kan worden gegenereerd.