ECLI:NL:GHAMS:2017:1818

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2017
Publicatiedatum
17 mei 2017
Zaaknummer
23-004605-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en bedreiging van een politieambtenaar in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1975, werd beschuldigd van meermalen belediging van een politieambtenaar en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De tenlastelegging betrof incidenten die plaatsvonden op 26 mei 2016 te Amsterdam, waarbij de verdachte de politieambtenaar beledigde met kwetsende woorden en dreigende uitspraken deed over het leven van de ambtenaar. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van 350 euro, te vervangen door 7 dagen hechtenis, met een voorwaardelijke opzet en een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die een blanco strafblad heeft. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004605-16
datum uitspraak: 3 mei 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-109955-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 mei 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
zij op of omstreeks 26 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, [politieambtenaar], surveillant van politie Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in uniform gekleed en met motorsurveillance belast, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar meermalen de woorden toe te voegen: "bijdehand kutwijf" en/of "kutwijf", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2:
zij op of omstreeks 26 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [politieambtenaar] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [politieambtenaar] dreigend de woorden toegevoegd :"ik zal je wel in je prive-tijd vinden en dan maak ik je af, bitch", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
zij op 26 mei 2016 te Amsterdam, opzettelijk een ambtenaar, [politieambtenaar], surveillant van politie Eenheid Amsterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in uniform gekleed en met motorsurveillance belast, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar meermalen de woorden toe te voegen: "kutwijf".
2:
zij op 26 mei 2016 te Amsterdam, [politieambtenaar] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [politieambtenaar] dreigend de woorden toegevoegd :"ik zal je wel in je privé-tijd vinden en dan maak ik je af, bitch".
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van 350 euro, te vervangen door 7 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 350 euro, te vervangen door 7 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een politieambtenaar beledigd en bedreigd met de dood. Zij heeft deze ambtenaar in de persoonlijke vrijheid aangetast en angst ingeboezemd. Daarnaast heeft zij blijk gegeven van gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
In beginsel acht het hof de geldboete opgelegd door de politierechter passend. Echter, naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof, met de advocaat-generaal, van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding geven de geldboete in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Daarnaast acht het hof het onaannemelijk dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen, gelet op haar blanco strafblad en haar verklaring ter zitting.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. M.M.H.P. Houben en mr. A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. mr. D.E.C. Velthuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 mei 2017.
Mr. Houben is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.