ECLI:NL:GHAMS:2017:1861
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen na hoger beroep
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, hebben de ouders van twee minderjarigen, [minderjarige A] en [minderjarige B], hoger beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 november 2016, waarbij de kinderen onder toezicht waren gesteld van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam. De ouders stelden dat er geen gronden waren voor deze ondertoezichtstelling, en dat de kinderen, ondanks een periode van ziekte, goed gedijen op school. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 april 2017 werd de zaak besproken, waarbij de ouders werden bijgestaan door hun advocaat, mr. A.S. Bodha, en de Raad voor de Kinderbescherming en de GI ook vertegenwoordigd waren.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De ouders gaven aan dat de kinderen tijdelijk niet naar school konden vanwege gezondheidsproblemen, maar dat zij inmiddels goed functioneren op een nieuwe school. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling te bekrachtigen, maar het hof oordeelde dat er geen voldoende gronden waren voor een ondertoezichtstelling. Het hof concludeerde dat de zorgen van de Raad en de GI niet zodanig ernstig waren dat een ondertoezichtstelling gerechtvaardigd was. De ouders hebben blijk gegeven van betrokkenheid en zorg voor hun kinderen, en er waren geen signalen dat de ontwikkeling van de kinderen in gevaar was.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling afgewezen. De beslissing is op 16 mei 2017 openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer van het hof.