ECLI:NL:GHAMS:2017:1900
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep van verdachte in straatroofzaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 september 2016. De verdachte, geboren in 1995, was aangeklaagd voor een straatroof die op 31 mei 2016 in Amsterdam zou hebben plaatsgevonden. De tenlastelegging omvatte het grijpen van het slachtoffer bij de nek, het graaien naar zijn broekzak, en het toebrengen van geweld aan het slachtoffer. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, die hem eerder had veroordeeld.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 2 februari 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte en zijn medeverdachte aan het signalement van de daders voldeden, maar het hof oordeelde dat dit signalement te weinig onderscheidend was en dat het tijdsverloop tussen de straatroof en de aanhouding van de verdachte niet kort genoeg was om een directe link te leggen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Het hof concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de straatroof, en sprak hem daarvan vrij. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van het hof in het heroverwegen van eerdere uitspraken.