ECLI:NL:GHAMS:2017:1900

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
23-003568-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van verdachte in straatroofzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 september 2016. De verdachte, geboren in 1995, was aangeklaagd voor een straatroof die op 31 mei 2016 in Amsterdam zou hebben plaatsgevonden. De tenlastelegging omvatte het grijpen van het slachtoffer bij de nek, het graaien naar zijn broekzak, en het toebrengen van geweld aan het slachtoffer. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, die hem eerder had veroordeeld.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 2 februari 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte en zijn medeverdachte aan het signalement van de daders voldeden, maar het hof oordeelde dat dit signalement te weinig onderscheidend was en dat het tijdsverloop tussen de straatroof en de aanhouding van de verdachte niet kort genoeg was om een directe link te leggen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Het hof concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de straatroof, en sprak hem daarvan vrij. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van het hof in het heroverwegen van eerdere uitspraken.

Uitspraak

parketnummer: 23-003568-16
datum uitspraak: 16 februari 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-702018-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag van 3000 euro, althans een geldbedrag, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en / of te doen vergezellen en / of te doen volgen van geweld en / of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- het grijpen van voornoemde [slachtoffer] van achteren bij zijn nek en/of
- het grijpen/graaien naar de broekzak van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het (meermalen) (met kracht) schoppen/trappen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het (meermalen) (met kracht) slaan/stompen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het trappen tegen de borst, in elk geval tegen het lichaam, van voornoemde [slachtoffer], waardoor hij naar de grond werd gedrukt en/of
- het hierna wegrennen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Uit het proces-verbaal van aanhouding van 31 mei 2016, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (dossierpagina 9) en het proces-verbaal van bevindingen van 31 mei 2016, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (dossierpagina 35) blijkt dat de politie op 31 mei 2016 omstreeks 15.44 uur de melding kreeg dat in de [adres 2] een straatroof was gepleegd. Waar in de aangifte staat dat dit incident zou hebben plaatsgevonden om 15:55 moet deze tijdsindicatie gelet op het voorgaande op een vergissing berusten. Het hof gaat uit van het door de politie gerelateerde tijdstip.
De verdachte is samen met de medeverdachte aangehouden omstreeks 15:55 uur.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat het tijdsverloop tussen de poging tot straatroof op [slachtoffer] en de aanhouding van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] dichtbij de plaats delict niet zodanig kort is dat hierin een voldoende concreet aanknopingspunt kan worden gevonden voor de conclusie dat de verdachte één van de daders van voormelde straatroof moet zijn geweest.
De omstandigheid dat de verdachte en de medeverdachte in belangrijke mate voldoen aan het (kleding)signalement van de daders van de straatroof, voor zover dit uit de getuigenverklaringen blijkt, is naar het oordeel van het hof hiervoor, al dan niet bezien in samenhang met het voorgaande, evenmin redengevend nu dit signalement te weinig onderscheidend is.
Overig bewijs, dat voldoende concreet en eenduidig wijst op de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde ontbreekt.
Alles overziend is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. W.M.C. Tilleman en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 februari 2017.